prijs gegeven. In een waterschapsbestuur school een zeldzame
mogelijkheid om door het behartigen van het eigenbelang het
algemeen belang te dienen. Een waterschap bleef - zelfs bij
schaalvergroting door fusie - daardoor meer dan een onper
soonlijk apparaat.
Het was dit laatste aspect dat de rechtsgeleerde prof.dr.
C. van Vollenhoven voor ogen stond toen hij in 1917 schreef:
"Hoofdtaak bij ieder stelsel, hoe ook hervormd, blijven de menschen, hun
bekwaamheid, hun karakter en hun toewijding'. Tegelijk viel aan
hervormingen en concentraties niet te ontkomen, wilden de
waterschappen nog iets te betekenen hebben. Maar juist daar
dook een probleem op. Want om de doeltreffendheid van de
organisatie te bevorderen werd concentratie nagestreefd, en
schaalvergroting betekende automatisch verzakelijking. Hoe
was dit nog te rijmen met het zo wezenlijke engagement? De
spanning tussen zakelijke effectiviteit en persoonlijke betrok
kenheid vormde dan ook een dilemma dat gedurende de hele
fusiegeschiedenis vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw tot
felle discussies aanleiding heeft gegeven en mogelijk ook de
achtergrond vormt van de opmerkingen van Schilstra en
Belonje. Dankzij de moderne elektronica en telecommunicatie
lijkt het momenteel niet langer onmogelijk een oplossing te
vinden voor dit dilemma, al blijft het ideaal altijd maar voor
een deel bereikbaar en tonen pogingen in die richting veel
gelijkenis met de eeuwige zoektocht naar de steen der wijzen,
zij het in een moderne versie. "Soo gaet het met den staet der men
schen", zoals die anonieme zeventiende-eeuwer dat zo fraai wist
te formuleren.
Belonje (1899-1997), jurist, historicus en secretaris van de Schermerpolder en
'Uitwaterende SluipenHi/ had pijn twijfels over het beleid van gedeputeerde
Van Dis.