OP WEG NAAR 1 JANUARI 2003
Dat de concentraties van de Noord-Hollandse polderwaterschappen in opzet en uitwerking geslaagd
waren werd door de provincie reeds in een zeer positief evaluatierapport van 26 november 1985
geconstateerd. Met genoegen stelde 'Haarlem' vast dat de waterschappen nu als volwaardige partners jegens
andere overheidslichamen optraden. Het financiële draagvlak was verbreed, de betalingsgrondslag geregeld,
de taken werden naar behoren vervuld, de schouw werd niet langer gedaan door de bestuursleden maar
door beëdigde schouwmeesters, het 'gebouwd' was overal in het bestuur aanwezig en de technische dien
sten, voorheen veelal onbekend, gaven de nieuwe waterschappen allure. Een pluspunt was verder dat de
waterschappen ook oog hadden voor aspecten van de algemene democratie, te weten ruimtelijke ordening,
natuurbeheer, recreatie en dergelijke. Vol lof is het rapport ook over de kwaliteit van de bestuurders en het
ambtelijk apparaat. Mede dank zij hun inspanningen was de acceptatie door de ingelanden na een zekere
gewenningsperiode volkomen geslaagd en hadden de nieuwgevormde waterschappen hun plaats in de maat
schappij gevonden. De door Van Dis in gang gezette ontwikkelingen waren echter nog niet op hun eind
punt beland. De ontwikkelingen gingen door en dat maakte wederom aanpassing van de waterschapsorgani
satie noodzakelijk.
De finish in zicht
De fusie van beide hoogheemraadschappen tot USHN had
Van Dis voorzien en misschien heeft hij heel in de verte de
komende fusie op 1 januari 2003 voorvoeld. Met ingang van
Gedeputeerde Van Dis (links) en Commissaris der Koningin De Wit op de
Hondsbossche bij de viering van de afronding van de werkzaamheden verbonden
aan het op deltahoogte brengen van de Zeewering in 1981
het nieuwe jaar zullen USHN, de vijf zo kort geleden gevorm
de grote Noord-Hollandse polderwaterschappen boven het IJ
alsmede de DCO verenigd zijn in één groot waterschap. De
zeer complexe moderne samenleving vraagt immers om effec
tiviteit. Overal bestaat de noodzaak tot concentreren. Toch is
met de nieuwe fusiegolf in de waterschapswereld meer aan de
hand dan alleen schaalvergroting. Allereerst is het Rijksbeleid
er op gericht om in heel Nederland alomvattende waterschap
pen van de grond te tillen waarbij alle facetten van waterbe
heer in één hand geconcentreerd zijn. Zoals uit het voorgaan
de blijkt was dat totnogtoe in Noord-Holland niet het geval.
Grofweg gezegd had het in 1993 gefuseerde USHN het boe-
zembeheer, de hoogwaterkeringen en het kwaliteitsbeheer; de
vijf waterschappen regelden de waterkwantiteit op polderni
veau. Daarentegen sturen Regering en Kamers al vanaf de
jaren negentig aan op een integraal waterbeheer. Dat moet ver
der gaan dan alleen een optelsom van de huidige functies. Het
is de aanpak waarbij water in kwalitatief én kwantitatief
opzicht, wonen, werken, recreëren en natuur in hun onderlinge
relaties worden geïntegreerd. In dit opzicht is er een verschil
met de voorgaande fusies: toen ging het vooral nog om de
agrarische belangen. De grote ruilverkavelingen speelden bijna
altijd een rol.
De reden van de aanstaande fusie is dus niet dat de huidige
waterschappen inclusief het hoogheemraadschap slecht zouden
functioneren. Integendeel, zij werken zo goed samen dat voor
al binnen de ambtelijk apparaten steeds meer de behoefte
wordt gevoeld om alle beperkende grenzen op te heffen. De
problemen die op ons afkomen zijn immers van wereldfor
maat en dat geldt niet alleen voor kwesties als zeespiegelrijzing
en klimaatverandering. Hier komt de moderne elektronische
communicatie bij. Direct en intensief contact is nu de gewoon
ste zaak van de wereld. Waarom dan ook niet samengaan in
één organisatie?
77