één hand kunnen komen. Op grond van een takenanalyse stuurde men aan op een constructie waarin eventueel ook de vijf nieuwgevormde fusiewaterschappen konden participeren. In hun vergadering van 28 februari 1989 stemden GS in met de aanzet voor een zogenaamd stappenplan met het uitzicht op een eventuele fusie. In het gesprek dat Achterstraat na afloop van deze vergadering met de dagelijkse besturen van beide hoogheemraadschappen had bleek dadelijk al hoe ver schillend 'Edam' en 'Alkmaar' over de toekomst van het water- schapsbestel in Noord-Holland dachten. J. IJff, dijkgraaf van US van 1984 tot 1993, was zonder meer voor de fusie. Hij wees daarbij op het collegeprogramma van GS waarin het plan daartoe was opgenomen. Zijn collega en tegenhanger van 'Noorderkwartier' Ris wilde veel verder gaan. Het leek hem niet juist nu al een stappenplan te formuleren met het uitzicht op een concreet, maar beperkt doel. Hij pleitte voor een com plete herbezinning op de waterschapsorganisatie in de provin cie, inclusief de overdracht van taken van het Rijk en de pro vincie. Hierin moesten ook de vijf polderwaterschappen, Rijkswaterstaat en het PWN participeren. Voorts vroeg hij zich af of de uitvoering van het collegeprogramma nog wel geraden was met het oog op de komende grote veranderingen in het kustbeheer. Met de overdracht van dat beheer ingevolgde de motie-Eversdijk van 1987 zou 'Noorderkwartier' een vol waardig takenpakket krijgen met een begroting van rond de vijfendertig miljoen. Volgens de beproefde aanpak bij voorgaande fusies start ten GS de procedure met de instelling van een stuurgroep annex ambtelijke werkgroep. Achterstraat benadrukte intussen de gelijkwaardigheid van beide bij het proces betrokken partij en. Dat nam voor het kleinere 'Noorderkwartier' de kou wat uit de lucht. Ris vreesde namelijk dat de waterkeringstaak in een gefuseerd hoogheemraadschap wel eens ondergesneeuwd kon raken. Hij wees er wat dit betrof fijntjes op: "indien het waterkeringsbebeerfaalt, [doet] de waterhuishouding er niet meer toe". Alkmaarse bedenkingen Ondanks de geruststellende geluiden van de gedeputeerde bleef men bij 'Noorderkwartier' ernstige twijfels houden over de fusie. De opvolger van Ris, J.B.M. Meijer (1990-1993), hamerde in januari 1991 op een contourennota waarin de orga nisatie van het gefuseerde schap werd geschetst. Met wat er op dat moment lag, kon hij niet naar de vergadering van hoofdin gelanden toe. Dijkgraaf IJ ff stelde daarentegen dat er absoluut duidelijkheid moest komen, ook om onrust bij het personeel te vermijden. De provincie diende een beslissing te nemen. Hij verwees hierbij naar de polderconcentraties van de jaren zeventig. Toen had 'Haarlem' ook steeds vastgehouden aan de uitgezette koers. Daarop stuurden GS op 8 maart 1991 een brief naar beide hoogheemraadschappen waarin de taakop dracht van de stuur- en werkgroep subtiel, maar beslissend werd gewijzigd. Oorspronkelijk luidde die "het instellen van een onderhoek naar de mogelijkheid van concentratie van Noordhollands Noorderkwartier en Ui/waterende Sluipen". Het bleek dat GS de woorden "de mogelijkheid van" hadden geschrapt en daarmee was de knoop doorgehakt: de fusie ging hoe dan ook door. Het nieuwe collegeprogram 1991-1995 van GS bepaalde ten overvloede dat "met betrekking tot de organisatie van de waterschap pen de Hoogheemraadschappen Uitwaterende Sluipen en Noordhollands Noorderkwartier sullen fuserenindien dit doelmatig is". Die doelma tigheid was ondertussen uit onderzoeken van bureau's als Twijnstra Gudde reeds lang gebleken. De concrete invulling van de fusie leverde nog voldoende stof voor felle discussies. Het hele jaar 1992 ging er mee heen. Het veel grotere US wilde meer zetels in het overgangsbestuur terwijl 'Noorderkwartier' op pariteit stond. Uiteindelijk kreeg ieder Hoogheemraadschap eenentwintig zetels in het algemeen bestuur en drie bestuursleden die van beide Hoogheemraad schappen lid moesten zijn. Deze regeling bleef van kracht tot aan de verkiezingen die na een jaar zouden plaats vinden. In het dagelijks bestuur waren beide fusiepartners gelijk vertegen woordigd. Bij de beslissing over de andere strijdpunten, huis vesting en naamgeving, werd duidelijk de voorkeur van US gevolgd. De centrale vestiging van het nieuwe schap ging naar Edam, het gemeenlandshuis van 'Noorderkwartier' aan de Kennemerstraatweg te Alkmaar werd zetel van DCO. Gver de naamgeving zijn de meest vreemde ideeën gelan ceerd. De opvattingen van de twee fusiepartners bleken op dit punt al direct mijlenver uiteen te lopen. De in het ontwerp- reglement door GS gestelde naam was een uitermate bizar compromis: 'Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen en Zeeweringen in noordelijk Holland en West-Friesland'! Achterstraat zelf prefereerde het veel kortere: 'Hoogheemraad schap Benoorden het IJ'. In Alkmaar kon men zich hierin wel vinden, US niet. 'Edam' hechtte sterk aan het historisch ele ment 'Uitwaterende Sluizen' en zette alles in op 'Hoogheem raadschap van de Uitwaterende in Hollands Noorderkwartier'. GS aanvaardden deze suggestie uiteindelijk. Het meest visio naire voorstel was afkomstig van dr. A.J. Kölker, die door Achterstraat om advies was gevraagd. Hij pleitte voor 'Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier', de naam die het uiteindelijk zou winnen in 2003! Naar aanleiding van eenentwintig binnengekomen bezwaarschriften pasten GS het ontwerp-reglement nog iets aan. Provinciale Staten aanvaardden het voorstel van GS zon der discussie in hun vergadering van 11 januari 1993. Amper drie maanden later, op 1 april 1993, was de fusie op papier een feit. Het Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluipen in Hollands Noorderkwartier was geboren, een kind met een onmogelijk lange naam die al gauw werd afgekort tot USHN, dan wel Uitwaterende Sluizen of US. Tijdens de laatste vergadering van de hoofdingelanden van 'Noorderkwartier' op 31 maart 1993 kwamen allerlei frustraties rond het fusieproces nog één keer boven water. Men kwalifi ceerde de procedure als uitermate onzorgvuldig. 'Noorder kwartier' werd opgeheven terwijl er nog beroep bij de Kroon mogelijk was. Er werd dus een elementair recht geschonden. Een niet meer bestaand hoogheemraadschap kon immers moei lijk nog bezwaar aantekenen. De hoofdingelanden van US zagen op hun laatste vergadering van 24 maart 1993 de toekomst met heel wat meer vertrouwen tegemoet. Beide vergaderingen werden op dezelfde wijze afgesloten: met een plechtige aller laatste klap van de hamer door de voorzitters. Eerste dijkgraaf van het nieuwe USHN werd dr.ir. Jaap IJff. De opvolger van Ris in 'Noorderkwartier', J.B.M. Meijer werd waarnemend dijkgraaf. Door deze fusie kreeg het Land boven het IJ een Hoogheemraadschap dat sterke gelijkenis vertoonde met het aangrenzende Hoogheemraadschap van Rijnland. Daar waren al jaren de zeewaterkering, boezem en waterkwaliteitsbeheer gecombineerd. Als nu ook nog de acti-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2002 | | pagina 76