US EN 'NOORDERKWARTIER' GAAN SAMEN
US noch 'Noorderkwartier' zaten om verandering te springen. Beide hadden genoeg aan hun eigen werk
terreinen. Het beheersgebied van US was uitgebreid met de Amstelmeerboezem. Van veel grotere bete
kenis voor de uitbouw van US was het besluit van de provincie in 1965 waarbij aan het hoogheemraadschap
officieel de rioolwaterzuivering in het hele Land boven het IJ was toegekend. We hebben al gezien dat dit
een snelle groei van de organisatie tot gevolg had. Ook 'Noorderkwartier' had zich danig versterkt. Onder
leiding van dijkgraaf G.E. Ris (1978-1990) kreeg het de kans de volledige Noord-Hollandse zeekust inclusief
de duinen in beheer te verwerven. Dat was een uitvloeisel van de door het Tweede-Kamerlid H. Eversdijk
(CDA) op 24 april 1978 ingediende motie, waarin de minister werd aangespoord het beheer van de waterke
ringen van de Deltakust, de kust tussen Hoek van Holland en Den Helder en de Waddenkust, te doen uit
oefenen door voldoende krachtige waterschappen. Minister N. Smit-Kroes (WD) nam de motie over.
De droom van Van Dis
De wens om ook de beide Noord-Hollandse Hoogheemraad
schappen boven het Noordzeekanaal te doen fuseren leefde
zeker in Haarlem. HID Buijze was een groot voorstander van
fusie van 'Edam' met 'Alkmaar' en ventileerde zijn mening aan
het begin van de jaren zeventig meerdere malen. Van Dis
mikte echter vooral op de polders en liet US en 'Noorder
kwartier' in zijn concentratienota van 1972 buiten beschou
wing. Toch was er toen al even sprake van fusie van US en
'Noorderkwartier' geweest en wel na het vertrek van de dijk
graaf van 'Noorderkwartier' A.F. Kamp in 1970.
Hoewel de beide hoogheemraadschappen dus niet direct
bij de hele concentratiediscussie betrokken waren, lieten zij
niet na hun stem te laten horen. Dijkgraaf L.J. de Ruiter van
US gaf in enkele doorwrochte artikelen voor Waterschapsbelangen
zijn mening over de meest wenselijke vorm waarin waterschap
pen in de toekomst konden blijven voortbestaan. Hij maande
Dijkgraaf G.H. Ris van 'Noorderkwartier' (rechts) overhandigt de solveren ere
penning van fjn hoogheemraadschap aan het Tweede Kamerlid drs. H. Eversdijk.
tot voorzichtigheid bij de grote opruimingswoede waaraan de
provincie zich schuldig maakte. Schaalvergroting moest geen
doel op zichzelf zijn, maar dienen om verouderde structuren te
hergroeperen, verkavelen en vergroten om zo beter in de
samenleving te kunnen functioneren.
Ook 'Noorderkwartier' liet zich niet onbetuigd. Op 17
augustus 1973 kwam dit hoogheemraadschap met een eigen
nota. Twee jaar eerder had S. Schagen - die in de jaren zestig
voortdurend op een actieve concentratiepolitiek had geha
merd- als dijkgraaf het roer van het hoogheemraadschap van
mr. A.F. Kamp overgenomen. Schagen constateerde dat enkele
taken van Noordhollands Noorderkwartier - de centrale
omslagheffing en het wegenbeheer - bij de voortgaande pol
derconcentraties betrokken waren. De nota sprak zich uit voor
goed toegeruste autonome waterschappen die samen moesten
werken op het vlak van de ruimtelijke ordening. Tenslotte
werd een onderzoek voorgesteld naar de mogelijkheid en wen
selijkheid van samenwerking dan wel samenvoeging van
'Edam' en 'Alkmaar'. Wat dit laatste betrof vermeldde de nota
dat er al oriënterende gesprekken tussen beide hoogheemraad
schappen aan de gang waren, wat dat ook maar waren... Tot
enig resultaat - hoe vaag ook - leidde dit echter allemaal niet.
Toch moest fusie er eens van komen. Op de algemene ver
gadering ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de
VNHW in 1981 voerde gedeputeerde Van Dis nog een laatste
maal het woord voor een breed publiek van waterschapsbe
stuurders uit de hele provincie. Nieuwe ingrepen in het bestel
waren niet onmiddellijk aan de orde, maar Van Dis gaf daarbij
wel aan dat aanpassing aan nieuwe maatschappelijke ontwikke
lingen altijd geboden was en dat dit niet beperkt bleef tot de
polderwaterschappen. De gedeputeerde wees er op dat op den
duur niet te ontkomen viel aan een bezinning op de taak en
functie van het totale Noord-Hollandse waterschapsbestel, dus
zowel de beide Hoogheemraadschappen als de zojuist gevorm
de polderwaterschappen. Hij waarschuwde de in grote getale
opgekomen waterschapsbestuurders voor zelfgenoegzaamheid,
want "waterschappen gijn me veel te lief om ge tot folkloristische instel
lingen te laten degraderen".
71