[H ooSTZAAN
er SJeer
Op 12 mei 1980 kwam de stichting van Waterschap
De Waterlanden voor de tweede keer in de vergade
ring van Provinciale Staten aan de orde. De publieke
tri bune %at weer stampvol.
ge polders de lasten gestegen van twintig naar zestig gulden
per hectare. Dat de ingelanden in de Oostzanerpolder zo
goedkoop uit waren had zijn redenen: "Meer konden de boeren die
door de natuurlijke gesteldheid van de bodem toch al op %ulke gware
lasten lagen, niet opbrengen". Meer hóéfden ze ook niet te betalen,
omdat de gemeente de wegen beheerde. Wat de Oostzaners
niet vermeldden, maar wat door de provincie wel degelijk in
1979 werd opgemerkt, was dat de Polder Oostzaan erg goed
bij kas zat. Door stadsuitbreidingen na 1945 en de aanleg van
de Coentunnel en de noordelijke rondweg van Amsterdam
waren in de loop der jaren enige honderden voordelige ver
kooptransacties gesloten met particulieren, het Rijk, Staats
bosbeheer en de gemeenten Amsterdam en Zaanstad. Ook
daardoor kon het bestuur de lasten drukken.
Oostzaan voerde de strijd met alle beschikbare middelen.
Er werden advocaten ingeschakeld met als argument: "we heb
ben te weinig inspraak gehad"Op 29 september 1978 stuurden
alle plaatselijke afdelingen van de politieke partijen een uitno
diging aan de betrokken statenfracties voor een informatieve
bijeenkomst in café 'De Greep', Kerkstraat 1Oostzaan. Zij
zouden tien minuten spreektijd krijgen. De statenleden voel
den daar echter weinig voor.
Al aan de orde gekomen is dat men zich in de Oostzaner
polder absoluut niet wenste neer te leggen bij het besluit van
de Staten van oktober 1978. Er werd beroep aangetekend bij
de afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Op 4 januari
1979 trof het bestuur voorbereidingen om de bezittingen van
de polder te verdelen onder de ingelanden. De provincie stak
daar een stokje voor: niet alleen de taak van Oostzaan diende
over te gaan naar het nieuwe waterschap, ook de eigendom
men, rechten en verplichtingen. Het nieuwe waterschap mocht
niet worden benadeeld.
In de zomer van 1980 was het in Oostzaan compleet oor
log. De Werkgroep Waterschapsbelang liet door heel Oostzaan
en Zaandam-Oost briefkaarten verspreiden. De bevolking
werd verzocht de kaarten naar enkele met name genoemde
kamerleden te sturen. In de begeleidende folder waarschuwde
de werkgroep dat alleen de provincie baat bij de concentratie
had. Die kon dan bestuurlijke problemen met wat binnenska
mers gekonkel oplossen. Verder dreigde het slagvaardige
Oostzaner polderbestuur verdreven te worden ten gunste van
een bureaucratisch bestuursapparaat op afstand. De polder had
in dezen de steun van de gemeenten Oostzaan en Zaanstad.
Het mocht evenwel niet baten. De Tweede Kamerleden con
formeerden zich aan het besluit van de instantie die volgens
het staatsrecht de stichting, opheffing en reglementering van
waterschappen als taken had, en dat was de provincie.
Moeilijke start
Het nieuwe Waterschap De Waterlanden begon onder een
donkere wolkenlucht zijn werkzaamheden op 1 januari 1981.
Het omvatte 34.000 hectare: een typisch polderwaterschap met
oud land en een aantal droogmakerijen. Eenentwintig geregle
menteerde en zestien ongereglementeerde polders gingen er in
op. De Waterlanden werd belast met de zorg voor 300 kilome
ter wegen, de vaarwateren, polderdijken en de detailwaterbe-
heersing. De begrenzing werd gevormd door de wateren van
Schermerboezem, Markermeer, Gouwzee en IJmeer, alsmede
de Oostzaner en Waterlandse Zeedijk. Ook het voormalige
eiland Marken werd er in opgenomen. Het gebied was verdeeld
69