H vaïïTSJ^!,
J Moet &l^n
NiEr FROBEfiïf.H,
I txPol Pt* C
/fff Sm
woordvoerder Schilstra was hierover heel open: "Willen we het
waterschap levend en overeind houden dan %al er naar grotere eenheden
met een krachtig bestuur, een krachtige technische dienst en een krachtige
juridische afdeling gestreefd moeten worden"
Veel meer discussie leverde uiteraard de kwestie Amster
dam-Noord op. Schilstra gaf toe dat zijn fractie in 1978 te
lichtvaardig aan het voorstel van GS had meegewerkt. Het
voorliggende stuk rammelde nog steeds. F. Aarts (CPN) ver
wachtte dat als Amsterdam zijn zin kreeg, Zaanstad ook wel
binnen de kortste keren op de stoep zou staan. De meerder
heid van CDA en PvdA dacht er anders over. Als ingangsda
tum voor het nieuwe waterschap werd nu 1 januari 1981 vast
gesteld.
Weer ging een stroom bezwaarschriften naar de Kroon.
Minister Tuynman was er eind oktober 1980 nog niet uit. Hij
vroeg de provincie om nadere opheldering over de voorgeno
men ontpoldering met bijbehorende regeling omtrent de
omslag. De zaak kwam daarop begin november nog eens in
Provinciale Staten. Er ging vervolgens een 'exegesebrief naar
Den Haag waarin verklaard werd dat de termijn van drie jaar
moest worden gelezen als een 'termijn van orde' en dat de ont
poldering pas zou plaats vinden nadat de waterstaatkundige en
financiële problemen geregeld waren. Tegelijk werd het ver
trouwen uitgesproken dat de Koninklijke goedkeuring nu
spoedig zou afkomen. Die volgde op 22 december. GS kon
digden het reglement van bestuur op 13 januari 1981 in het
Provinciaal Blad officieel af. Het trad met terugwerkende kracht
per 1 januari in werking. En de voorgenomen ontpoldering?
Achteraf bleek die kwestie een storm in een glas water. De
Waterschapswet wierp zijn schaduw vooruit en die bepaalde
dat het waterbeheer - ook in stedelijk gebied - bij de water
schappen thuis hoorde. Niet de Amsterdamse ringweg, maar
de Waterlandse Zeedijk bleef dan ook als vanouds de zuid
grens.
De loopgraaf Oostzaan
We hebben zojuist al enkele keren kennis gemaakt met de pro
testen uit de polder Oostzaan tegen de dreigende concentratie.
Die acties staan met grote letters geschreven in de annalen van
de Noord-Hollandse waterschapsgeschiedenis. Heemraad Jan
Bindt, een bekende veefokker en een typische boerenbestuur-
der, had de leiding. Hij werd gesteund door een vrij fanatieke
Vereniging van Ingelanden, waarvan ook diverse lokale politici
lid waren. Mede dankzij zijn vele relaties in het hele land had
Bindt overwicht in de polder; bovendien was hij goed van de
tongriem gesneden.
Belangrijk argument voor de gekoesterde zelfstandigheid
was dat een uitzonderlijk veenweidelandschap als de vaarpol-
der Oostzaan een grondige kennis van de eigen mensen ver
eiste. Gebrek aan plaatselijke kennis bij bestuurders zou onher
roepelijk tot een ramp leiden. En wanneer de motivatie bij de
agrariërs verminderde, dan zouden hun landerijen gegarandeerd
doorverkocht worden aan recreanten met verlies van het unie
ke karakter van Oostzaan als gevolg. Die buitenlui boden drie
a viermaal meer voor de gronden dan de boer kon betalen.
Bindt had verder berekend dat bij de voorgestelde concen
trade de polderlasten zouden stijgen van dertien en een halve
gulden naar vijfenveertig gulden per hectare. Een vergelijkbare
ontwikkeling zag je immers al in het inmiddels operationele
naburige Waterschap Het Lange Rond. Daar waren in sommi-
Tijdens de statenvergadering van 31 oktober 1978
mengde Van Dis %ich even op de publieke tribune
onder de Oost^aners. "Die kans krijg ik nooit meer",
gaf de gedeputeerde te kennen. Naast Van Dis actie-
voerster Jolanda Meijer.
68