der. De toenmalige dijkgraaf Berkhouwer speelde in dit miljoe-
nenproject een belangrijke rol en toonde er zijn bestuurlijke
kwaliteiten. De geboorte van het fusiewaterschap Groot-
Geestmerambacht is ook grotendeels door hem voorbereid.
Samen met Barendregt vormde hij zoals gezegd een hecht duo
in de kern van de 'Club der Verontrusten', tegenspelers van
gedeputeerde Van Dis.
F. Berkhouwer.
Verzet tegen een superwaterschap
Naar het voorbeeld van de waterschappen Westfriesland en
Het Lange Rond werd door de provincie ook hier naast de
stuurgroep een ambtelijke werkgroep ingesteld. We hebben al
verteld dat er weerstand bestond tegen het voorstel om con
form het streekplan voor Noordelijk Noord-Holland één groot
waterschap in te richten van circa 40.000 hectare. Dit zou het
Ing. N.P. (Klaas) Borst,
de eerste dijkgraaj van
Groot-Geestmerambacht.
Een roerige vergadering in Noordscharwoude
Evenals elders startten de fusievoorbereidingen met een voor
lichtingsbijeenkomst onder leiding van Van Dis. De eerste
kennismaking met de gedeputeerde verliep bepaald niet zacht
zinnig. Op 17 augustus 1972 kwamen vertegenwoordigers van
zesentwintig waterschapsbesturen in zaal Concordia te
Noordscharwoude bijeen. Berkhouwer zat zoals gewoonlijk
voor. Herhaaldelijk klaagde Van Dis, breeduit gezeten achter
een tafel op het toneel, dat hem geen serieus tegenspel werd
geleverd. Toen hij aangaf haast te willen maken met de eerste
vergadering van de stuurgroep (Groot)-Geestmerambacht, ver
zocht de voorzitter hem bijkans smekend om dit uit te stellen
tot na een rede van Kranenburg die op 6 november werd ver
wacht. In die voordracht zouden namelijk de eerste bevindin
gen van de Diepdelvers worden gepresenteerd. De smeekbede
van Berkhouwer - het was inmiddels kwart over elf in de
avond - werd door Van Dis prompt beantwoord met een:
"Akkoord". Vervolgens trok hij zijn agenda en stelde de eerste
bijeenkomst van de studiegroep vast op woensdagochtend 8
november half tien in Haarlem, welgeteld twee dagen na de
lang verwachte toespraak van Kranenburg. Daarna verliet de
gedeputeerde de zaal, de aanwezige polderbestuurders verbou
wereerd achterlatend. Volgens Volkert J. Nobel, correspondent
van de Alkmaarsche Courantpruttelde een volkomen schaakmat
gezette polderbestuurder na afloop: ..verdomd als 't niet waar is,
maar die Van Dis is inderdaad een forse doordouwer, wat moet je nou
met %o'n man?" Dijkgraaf Barendregt, als gast gekomen met de
bedoeling om de tactiek van Van Dis te verkennen, drukte de
gedeputeerde bij de uitgang nog even de hand en wenste hem
tot ziens op 14 september. Die dag stond zoals eerder vermeld
in Uitgeest een soortgelijke avond voor de waterschappen
rond het Alkmaardermeer op het programma. Daar zou onder
meer het Groene Longplan worden besproken. Barendregt
was gewaarschuwd.
hele gebied tussen Den Helder en Alkmaar moeten omvatten.
Die weerstand was het sterkst onder de waterschappen die
binnen de Westfriese Omringdijk westelijk van de Langereis
lagen en die later Groot-Geestmerambacht zouden vormen.
Argumenten tegen het voorstel van de provincie waren onder
andere dat de structuur van West-Friesland sterk verschilde met
die in de Kop. Binnen de Omringdijk bevond zich het 'oude'
land dat een andere geest ademde dan het 'nieuwe' aangedijkte
land van Zijpe, Koegras, Anna Paulowna en Wieringerwaard.
Een tegenstelling dus van psychologische aard.
Maar er was meer. Noordelijk Noord-Holland, dus ten
noorden van de Westfriese Omringdijk, is een gebied van
landbouw en bollenteelt, Geestmerambacht en Heerhugo-
waard kennen meer grasland en groenteteelt. Het karakter van
de Heerhugowaard was bovendien sinds het aantreden van de
krachtdadige burgemeester A.F. Molleman in 1957 in rap
tempo aan het veranderen: de landelijke droogmakerij was aan
een explosieve verstedelijking begonnen, zelfs tegen het aan
vankelijke 'neen' van GS in. Heerhugowaard werd een echte
overloopgemeente waar de woningnood in de grote steden
werd opgevangen. Ook waren de waterschapslasten in het
gebied binnen de Omringdijk veel lager dan in de Kop; veroor
zaakt doordat de polders in de Kop, allemaal bedijkte kwel
ders, vanouds het onderhoud van de wegen in hun taken
pakket hadden. Tenslotte was er de overweging, dat de twee
ambachten Geestmerambacht en de Schager- en
Niedorperkoggen vanouds al een betrekkelijke eenheid hadden
gevormd en tot 1864 onder hetzelfde college van dijkgraaf en
heemraden stonden.
Gemakshalve werd tegenover de provincie niet teveel
gesproken over de interne verschilpunten binnen het gebied
van Groot-Geestmerambacht. Die waren er wel degelijk.
Omvang en fase van modernisering waren lang niet gelijk. Dat
laatste betekende grote verschillen in afwatering, gemalen, sala-
56