nota bestuurlijke reorganisatie van waterschappen in noord-holland hij zelf de voorzitter was. Tegelijk gaf hij uiting aan zijn twijfel of er nog wel voldoende tijd voor een dergelijk breed opgezet onderzoek beschikbaar was. Ondertussen werkte de gedeputeerde zijn schema af. Zijn door de pers als het 'praatplan-Van Dis' betitelde nota zou op maandag 29 mei 1972 door de Staten worden behandeld. Het was dezelfde vergadering waarop het besluit over de oprichting van het Waterschap Westfriesland zou worden bekrachtigd. Rijkelijk laat, namelijk op de vrijdag daarvoor, overhandigde het bestuur van de VNHW Van Dis conform de motie- Berkhouwer een brief waarin op uitstel van zijn 'plan' werd aangedrongen. De gedeputeerde bleek hier inderdaad toe bereid. Helaas was de VNHW niet meer in staat of vergat gewoon de betrokken waterschappen te waarschuwen. Op 29 mei zat de publieke tribune in Haarlem zodoende toch boor devol met waterschapsbestuurders. Woordvoerder J.H. Helder van de PvdA verklaarde overigens wel blij te zijn met het uit stel, onder andere omdat de Diepdelverscommissie nog steeds niet met een rapport was gekomen. Hij ried Van Dis aan con tact met deze commissie te zoeken omdat hun werk wel eens van directe invloed op de toekomst van de Noord-Hollandse waterschappen kon zijn. Van Stuurgroep tot Studiegroep In de zomer en herfst van 1972 probeerde Van Dis buiten West-Friesland de concentraties in de overige streekplangebie- den van de grond te krijgen door het inrichten (onder zijn lei ding!) van beleidsbepalende stuurgroepen voor ieder gepland fusiewaterschap. De VNHW verklaarde na overleg met hem er geen bezwaar tegen te hebben dat er gestudeerd werd. Wel Omslag van de concentratienota-1976. meende men dat GS het de waterschapsbesturen psycholo gisch makkelijker zouden maken in de stuurgroepen te stappen als de naam werd gewijzigd in studiegroepen. Het veld had echter wel door dat dit maar woordenspel was. Zo'n naams verandering betekende slechts een politiek handigheidje. Voor Van Dis was het allemaal geen probleem. De zaak moest in beweging blijven was zijn uitgangspunt. "Stilstaand water loopt grote kans om te gaan rottenzo formuleerde hij. Inderdaad, zo blijkt uit zijn agenda over 1972, kwam het woord stilstaan niet in de dictionaire van de gedeputeerde voor. Nadat de voorbereidingen in Hoorn tot een goed resul taat hadden geleid, startte hij onmiddellijk met een serie voor lichtingsbijeenkomsten voor de andere delen van Noord- Holland en wel naar het geslaagde model van 'Westfriesland'. Er werden in 1972 vergaderingen belegd in De Doele te Purmerend (24 maart), zaal Igesz in Schagen (2 augustus), Concordia in Noordscharwoude (17 augustus), en tenslotte De Ooievaar in Uitgeest (14 september). Dit alles praktisch gelijk tijdig met de verdediging van zijn nota (mei 1972) en de hier vóór vermelde moeilijke vergadering in Krasnapolsky. Tussendoor hield Van Dis vanuit de Dreef in Haarlem de ont wikkelingen in het veld goed in de gaten, zocht naar kopstuk - ken-met-overwicht binnen de waterschapswereld die zijn plan nen konden steunen, zat de diverse stuur/studiegroepen voor en was steeds daar te vinden waar naar zijn inzicht zijn aanwe zigheid vereist was. De Centrale Beraadsgroep en de nota van oktober 1976 Van het door Berkhouwer verlangde onafhankelijke weten schappelijke onderzoek kwam helemaal niets. Van Dis vond de VNHW en de ambtenaren van de provinciale griffie deskundig genoeg. Bovendien accepteerde hij absoluut geen vertraging en over de grondslagen mocht het al helemaal niet gaan: daar was de Diepdelverscommissie voor. Wel kwam er op aandringen van de VNHW in augustus 1972 als gespreksforum een Centrale Beraadsgroep tot stand ter overkoepeling van het fusieproces. De waterschappen hoopten via de Beraadsgroep greep te krijgen op de beleidsvorming. De nota's van 1969 en 1972 waren geheel zonder inspraak tot stand gekomen en zeker de laatstgenoemde nota had een behoorlijk autoritaire toon. Dit werd door menigeen in de directe omgeving van de gedeputeerde onderkend. De Centrale Beraadsgroep werd voor de waterschapsbesturen een belangrijk forum om hun problemen en bedenkingen kenbaar te maken. Het voornaamste wapenfeit van de Beraadsgroep was de formulering in december 1975 van een interim-nota voor GS waarin zoals eerder vermeld meteen een reactie werd gegeven op het in 1974 uitgebrachte rapport van de Diepdelvers. De nota vatte duidelijk de problemen die de nota-1972 had opge roepen samen en vormde het uitgangspunt voor de inmiddels derde concentratienota van GS aan Provinciale Staten. Gm deze Nota bestuurlijke reorganisatie van waterschappen in Noord- Holland was door de Beraadsgroep nadrukkelijk gevraagd omdat er behoefte was aan helderheid ten aanzien van het totale provinciale beleid. Het was duidelijk dat ook de Beraadsgroep voor de nieuwe waterschappen een oppervlakte van 17.500 hectare in verstedelijkte en 30.000 hectare in platte landsgebieden als ondergrens beschouwde. C )p een kaart werd de gewenste indeling aangegeven. Door afdelingen binnen de nieuwe waterschappen wilde men waar nodig de afstand inge- 48

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2002 | | pagina 49