De nota-Van Dis, mei 1972 Maar Van Dis zette door. Het jaar 1972 begon met een rigou reuze herziening van de toch al verreikende provinciale nota van 1969. Op 24 januari maakte de gedeputeerde zijn denkbeel den mondeling aan het bestuur van de VNHW bekend; de waterschappen werden de volgende dag via een circulaire inge licht. Van Dis legde zijn nieuwe visie naderhand neer in een nota die op 2 mei aan de Staten werd aangeboden. Dit stuk was geen nota in eigenlijke zin en bestond alleen uit een kaart en een begeleidend schrijven van GS waarin werd aangegeven dat de schaalvergroting op ieder gebied was voortgegaan. Diezelfde lijn moesten ook de waterschappen oppakken. Van Dis dacht daarbij aan concentraties van tenminste 30.000 hec tare in gebieden zonder verstedelijking, 20.000 hectare in ver stedelijkte gebieden. Dit bracht hem er toe nog slechts negen nieuwe waterschappen in heel Noord-Holland van noord tot zuid voor te stellen in plaats van dertig, nauwelijks twee jaar geleden. De grenzen van deze negen vielen zoveel mogelijk samen met de streekplangebieden van de provincie. Streekplannen en waterschapsconcentratie In 1962 werd de eerste Nota Ruimtelijke Ordening (RO) gepubliceerd waarin een opdracht aan de pro vincies lag opgesloten om door het ontwerpen van streekplannen uitgangspunten te formuleren voor gemeentelijke herindelingen en structuurplannen. Aan GS de taak om op grond van de streekplannen een beleid vast te stellen dat de landelijke ruimte een nieuw gezicht moest geven. En hoewel in de nota amper over waterschappen werd gesproken, gingen de streekplannen van meet af aan fungeren als uitgangs punten voor waterschapsconcentraties. Schaalvergroting in een tot dan toe ongekende omvang zat er aan te komen en agrarische belangen kregen een concurrent van ondermeer milieueisen. Een zeer radicale schaalvergroting werd in 1967 bepleit door de Rijksplanologische Dienst. Heel Nederland zou worden ingedeeld in slechts drieën twintig streekplangebieden; voor Noord-Holland kwam dat neer op slechts twee, met voor Texel een plek in een interprovinciaal streekplan voor het Waddengebied. Het Gooi en de Vechtstreek konden worden opgenomen in een plan dat vrijwel de hele provincie Utrecht omvatte. Het provinciaal bestuur van Noord-Holland vond deze ideeën in voorjaar 1970 nog wel erg drastisch en zag bovendien op tegen het vele werk dat aan wijzigingen van streekplanpro cedures verbonden was. Toch zag men wel de voor delen van grotere concentraties. Confrontatie in Kras, 8 mei 1972 Het aangescherpte concentratieplan leidde tot een golf van reacties van de gealarmeerde waterschappen. Het betekende immers kort en goed dat van de oude, vertrouwde structuur echt helemaal niets meer zou overblijven. Gpmerkelijk was wel, dat de vraag waarom er fusies nodig waren naar de achter grond werd geschoven, maar dat de bezwaren voornamelijk betrekking hadden over de wi/pe waarop de provincie handelde. De VNHW belegde haastig op 8 mei 1972 een grote buitenge wone vergadering in Krasnapolsky te Amsterdam, waar Van Dis was uitgenodigd zijn plannen nader toe te lichten. Met nog minder schroom dan zijn voorganger zette de gedeputeerde het provinciale beleid helder uiteen. Naast de langzamerhand bekende argumenten voor concentratie ging hij ook nader in op enkele veel beluisterde kritiekpunten. Het was inderdaad waar, dat de afstand tussen bestuurder en bestuurden groter zou worden, maar Van Dis stelde daar tegenover dat die afstand ook te klein kon zijn. "Eamilie-regering en familie-vetes pijn verschijnselen welke aan kleine waterschappen niet vreemd pijn", stelde hij scherp vast. Hij onderkende dat er iets van plaatselijke bekendheid verloren kon gaan. Maar daar stond weer tegen over, dat factoren die vroeger alleen door ervaring gekend konden worden, nu meetbaar waren. Voor velen wellicht het heetste hangijzer was de gevreesde kostenstijging. Die had vol gens Van Dis evenwel minder met concentratie te maken, maar was gewoon een consequentie van de eisen van de moderne tijd, met name de hogere eisen die de landbouw aan de waterhuishouding en de wegen stelde. Verder vond hij dat de waterschappen eerst maar eens de hand in eigen boezem moesten steken. Verzoeken om verhoging van de maxima gesteld aan de presentiegelden en de salarissen van het dage lijks bestuur kwamen namelijk met grote regelmaat in Haarlem binnen. Hij eindigde met een woord van waardering voor de waterschappen in oostelijk West-Friesland die intussen zelf concentratie hadden aangekaart. De motie-Berkhouwer Na de rede van Van Dis volgde een forumdiscussie. Vervol gens gaf de voorzitter van de vereniging het woord aan Berkhouwer als woordvoerder van de Club der Verontrusten. Deze wees er op dat de nota van 1969 zonder enige discussie met de waterschappen tot stand was gekomen. Dat GS al na twee jaar een nieuw voorstel presenteerden was voor hem een duidelijk bewijs dat het hele concentratiebeleid onvoldoende was gefundeerd. "Koncentratie mag niet berusten op stellingen die niet bewegen of niet algemeen bekend pijn. Eeuwenoude verworvenheden gooit men niet po maar weg", stelde Berkhouwer op dit punt. Hij sprak ook zijn bevreemding uit over het feit dat het provinciaal bestuur doorging met het uit de grond stampen van een nieu we waterschapsstructuur zonder het rapport van de Diepdel- vers af te wachten. Verder moesten niet streekplangebieden of andere door mensen getrokken lijntjes, maar de 'natuurlijke' waterstaatkundige grenzen de doorslag geven bij de afbakening van de waterschappen. Hij diende tenslotte een motie in waar in het bestuur van de VNHW werd gevraagd bij de provincie aan te dringen op een onafhankelijk wetenschappelijk onder zoek naar de meest wenselijke waterschapsvorm en in afwach ting van de uitslag het fusieproces op te schorten. Om dat onderzoek te begeleiden moest er een Beraadsgroep Water schapsconcentratie komen waarin de waterschappen zitting hadden. Deze motie werd met grote meerderheid door de ver gadering aangenomen. Ter wille van een mogelijk behoud van grote waarden die vanuit het verleden waren doorgegeven was een degelijk onderzoek op zijn minst nuttig. "Het [was] niet ver antwoord DE schaalvergroting en DE leefbaarheid als uitgangspunt van een reorganisatiebeleid te nemen", aldus dijkgraaf L.J. de Ruiter van US in een conceptartikel van 1 augustus 1972 voor Water- schapsbelangen, het blad van de Unie van Waterschappen waarvan 47

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2002 | | pagina 48