wachtenMaar mensen, dan komen we er nooit". Zijn per
soonlijke ervaringen tijdens en na de oorlog zullen op
deze instelling zeker van invloed zijn geweest. Als
twintigjarige student in de economie aan de hoge
school van Rotterdam maakte hij in de meidagen van
1940 het beruchte bombardement mee. In 1943 wei
gerde hij de loyaliteitsverklaring te ondertekenen,
moest onderduiken, kwam in verzetskringen en wist
zich in Brabant bij de Canadezen aan te sluiten. Eerst
na de oorlog kon hij zijn studie afsluiten. Maar toen
kwam 1953. Zelf schrijft hij daar over in het gedenk
boek van Provinciale Waterstaat:
"Ofschoon ik mijn geboorteplaats al lang had verlaten, heeft de
ramp van 1953 een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Ik
heb daar een vrachtwagen met verdronken mensen uit het ramp
gebied gt'en komen. Dat is iets wat me nooit meer loslaat.
Daardoor weet je ook dat de veiligheid gewaarborgd moet gijn.
Daarom ben ik een sterk voorstander van een functioneel
bestuur van een waterschap".
Zijn doorzettingsvermogen was formidabel. "Met gijn
reorganisatieplannen paaide hij storm in de wereld van de
Noord-Hollandse waterschappen"schreef Volkert Nobel
op 1 oktober 1983, toen Van Dis na een kort ziekbed
op drieenzestigjarige leeftijd was overleden; "hij trok de
provincie in om de waterschapsbestuurders voor sjjn gedachte
gang stormrijp te maken". Eerder had Nobel bij het
afscheid van Van Dis als gedeputeerde op 17 mei
1982 in een interview in bloemrijke taal neergepend:
"De groeibacil van het schaalvergrotingsproces, aangevoerd over
de weg van de Vooruitgang infecteerde - nadat het bedrijfsleven
er al door was besmet - ook bestuurlijk Nederland. Van Dis
bekeek de kleinschalige lappendeken van de Noord-Hollandse
waterschapswereld, gag -in een visioen- achter de horigon een
bedreigende vloedgolf van de algemene democratie ontstaan en
besloot vervolgens de functionele democratie in de vorm van een
klein aantal sterke waterschappen voor Noord-Holland te red
den".
Een andere journalist, Cors van den Brink, schreef in
een herdenkingsardkel in de Nieuwe Noordhollandse
Courant, dat "veel bestuurders weinig moesten hebben van die
autoriteit uit Haarlem, die hun kwam vertellen wat goed
voor hen was". Regentesk was Van Dis zeker. Het kwam
voort uit een groot gevoel van verantwoordelijkheid
dat hij mogelijk had meegenomen uit zijn wortels in
het milieu van gegoede Brabantse herenboeren.
Ondanks de protesten en persoonlijke aanvallen
- hij is zelfs wel eens een "kleine dictator" genoemd -
hield Van Dis van de Noord-Hollanders en hun land.
Geen wonder voor iemand die zich zo voor de natuur
bescherming heeft ingezet. In 1972 schreef hij eigen
handig na een bezoek aan het bekende Noorderpolder
huis van de Schermer in het 'gouden boek' van die
polder: "Hen begpek aan de Schermer en de Eilandspolder
deed ons op nieuw ervaren hoe mooi dege gijn, doch ook hoe
geer het nodig is dege polders go veel mogelijk als natuur-, rust
en leefgebied voor mens, dier en plant in stand te houden".
Na zijn vertrek uit de provinciale politiek werd
hij 1982 voorzitter van de plaatselijke commissie van
de landinrichting in Waterland. Als gedeputeerde was
hij naast zijn functies in de natuurbescherming
betrokken geweest bij de veelomvattende ruilverkave
lingen in Westwoud, de Eilandspolder, Westerkogge
en Uitgeest. Als kind van zijn tijd huldigde Van Dis
de opvatting dat het goedkoopste onderhoud van het
landschap in handen ligt van goed boerende onderne
mers. Die moest je dus ter wille zijn. Als commissie
voorzitter zetelde hij iedere dinsdag in De Doele te
Purmerend, zodat de bezoekers van de veemarkt
makkelijk bij hem konden binnenlopen. Dat gebeurde
ook volop. Dé manier om de contacten aan te halen.
Waterland eerde hem postuum door het nieuwe
omleidingsweggetje aan de noordkant van Broek in
Waterland naar hem te vernoemen. De Drs. J. van
Disweg werd op 3 oktober 1984 geopend door zijn
echtgenote, mevrouw A.C. van Dis-Hoogewerff.
Daarmee werd de eerder door zijn tegenstanders geui
te kreet: "In Oostgaan gal gelfs geen met prut volgelopen sloot
naar hem worden vernoemd" in zekere mate gelogenstraft.
De Westerkogge als katalysator
De rond 1970 nog steeds pragmatische aanpak van de provin
cie blijkt uit de manier waarop de concentratiegedachte over
West-Friesland zich gaandeweg wijzigde, waarbij 'Haarlem' niet
langer opteerde voor twee organisaties, maar slechts één groot
waterschap nastreefde. Van een principieel uitgangspunt was
slechts ten dele sprake; dit alles werd meer ingegeven door zui
ver praktische overwegingen.
De sterke groei van Hoorn was voor de provincie reden
om de Hoornse stadsagglomeratie als grens van beide water
schappen te beschouwen. Drechterland zou zich beperken tot
de gebieden ten oosten van de stad, De Vier Noorder Koggen
de rest. Zoals reeds aangegeven betekende dit dat polder De
Westerkogge aan de westkant van Hoorn het beste bij De Vier
Noorder Koggen kon komen. Drechterland vond dit voorstel
echter ondoordacht omdat De Westerkogge al eeuwenlang een
binnenpolder van dit ambacht was. Ook De Westerkogge zelf
prefereerde continuering van de band met het wegschap
Drechterland. Men vreesde in de polder dat bij De Vier
Noorder Koggen het wegenonderhoud minder goed uitge
voerd zou worden omdat dit ambacht een veel omvangrijker
taak had. Tegenover dit argument stelde de provincie dat zon
der De Westerkogge de omvang van De Vier Noorder
Koggen-nieuwe-stijl te klein zou worden. 'Haarlem' streefde
naar twee waterschappen van ieder ongeveer 17.000 hectare.
Deze discussie was nog in volle gang toen de provincie
41