chef van de griffie mr.drs. Th.P.P. Kalkhoven en de ingenieurs
van Provinciale Waterstaat J. Henneman en J.P. Heijligers. Het
viertal werd door de tegenstanders van de fusiegedachte sma
lend als "de mannen van Van Dis" of zelfs als zijn "hielenlikkers"
bestempeld. Ze bleken betrouwbaar en trouw aan de chef als
er eenmaal een besluit genomen was, als gold het een militaire
organisatie.
Vooral Buijze trad op de voorgrond. Hij was een vooruit
strevend manager en gold als een origineel ingenieur, die
bekend is geworden door de uitvinding van de zogenaamde
schulpstuw. Dat is een opblaasbare zware rubberen 'worst' die
opgevouwen op de bodem van bepaalde kanalen werd gelegd.
Bij calamiteiten pompt men die dan vol lucht waardoor een
noodwaterkering ontstaat. Afkomstig uit Papendrecht kende
Buijze de West-Brabander Van Dis goed en was er aanvanke
lijk vooral op uit een fusie van US en 'Noorderkwartier' van de
grond te tillen, en wel op grond van elkaar aanvullende taken
van beide Noord-Hollandse hoogheemraadschappen. De poli
ticus Van Dis daarentegen, voor wie het samengaan van beide
controversiële hoogheemraadschapen een brug te ver was,
legde zijn volle gewicht op de samenbundeling van de polder
waterschappen. Hij droeg Buijze op daarvoor een concentra
tieschema te ontwerpen.
Drs. J. Van Dis Hzn., de doorzetter
Als lid van het College van GS tussen 1970 en 1982 is
Jan van Dis, of zoals hij zich bij voorkeur liet noemen
'drs. J. van Dis Hzn.', de grote aanjager geweest van
de fusies in de Noord-Hollandse waterschapswereld.
Zijn binding met het instituut 'waterschap' dateert
waarschijnlijk uit zijn jeugd in Fijnaart in West-
Brabant, een gebied dat net zo'n versnipperd water-
schapsbestel kende als Noord-Holland. Zijn vader
was daar handelaar in agrarische producten.
Bestuurlijke ervaring deed Van Dis op in Hilversum,
waar hij naast maatschappelijke functies in de natuur
bescherming vanaf 1950 deel uitmaakte van de leiding
van de NCRV en tevens vanaf 1958 tot aan zijn
benoeming tot gedeputeerde in 1970 lid van de
gemeenteraad was.
Om te voorkomen dat de Noord-Hollandse
waterschappen hun rol in de maatschappij zouden
verliezen aan gemeenten en provincie heeft Van Dis
zich sterk gemaakt om door schaalvergroting hun
kwaliteit te verbeteren. In deze opzet is hij geslaagd:
tijdens zijn bewind is het aantal waterschappen in de
provincie teruggebracht van 152 in veel gevallen
onmachtige polders naar zeventien financieel en tech
nisch goed toegeruste organisaties. Zoiets kan alleen
maar het werk zijn van een bestuurder die niet uit is
op populariteit. Daar gaf hij dan ook absoluut niets
om.
Van Dis was een korte, gedrongen man met een
ijzeren doorzettingsvermogen en een enorm plichts
besef. Hij kende het oude boeren waterschapsmilieu
van huis uit door en door, begreep dat hij met ingrij
pende maatregelen kwam en kon zich de gevoelens
die zijn beleid opriepen heel goed indenken. Maar hij
was er van overtuigd dat hij het gelijk aan zijn kant
had. Hij stond vierkant voor zijn zaak en men moest
gewoon met goede argumenten komen om hem op
andere gedachten te brengen. Bij tegenspraak kon hij
driftig ijsberen en gaf dan te verstaan "daar hen ik het
nadrukkelijk niet mee eens". Hij eiste van zichzelf en zijn
ambtenaren het uiterste. Van Dis kon op kantoor bij
tijd en wijle ongelofelijk bulderen. De discussie ging
hij nooit uit de weg. Keer op keer lichtte hij in eigen
persoon op voorlichtingsavonden de concentratiepoli-
tiek toe. Bij andere gedeputeerden voor en na hem
- de goede niet te na gesproken - was dat wel eens
anders.
De gedrevenheid van Van Dis riep weerstanden
op. In de polder Oostzaan kon men zijn bloed wel
drinken. Tijdens een inspraakbijeenkomst op 14 janu
ari 1981 in café De Doele aan de Koemarkt in
Purmerend kreeg de gedeputeerde spontaan een baal
stro van Klaas Helmigh uit Monnikmeer op zijn tafel
gedeponeerd. Enkele jaren daarvoor, op 31 juli 1976,
had hij in de Beemster van de voorzitter van de
Beemster Gemeenschap een kubus van gebakken
Beemster klei overhandigd gekregen. Ook daar was
men niet bijster enthousiast over concentratie.
Over zichzelf zei hij eens: "Ik min de strijd. Moeten we
J. van Dis (midden), een man met een ijzeren doorzettingsvermogen die het debat
met graagte opzocht. Staande J.C. Plas, directeur van US van 1961 tot 1978.
Onder sjjn leiding bouwde het hoogheemraadschap een hele serie rioolwaterzuive
ringen. Op de achtergrond dijkgraaf De Kuiter. Opname uit juli 1974.
40