Kranenburg herinnerde zich in november 1972 de installatie
van de commissie door minister Bakker op het Binnenhof in
februari 1969 nog goed: "hen onvergetelijke plechtigheid. Het had die
dag go ge ij ge ld, dat gelfs het land bedekt was met glad ijs. De Commissie
moest wel ondervinden wat haar te wachten stond". Het is de grote
verdienste van met name Kranenburg geweest dat het water
schap als instelling behouden bleef. Echter met de aantekening
er bij, dat vernieuwing van het waterschapsbestel dringend
gewenst was. De structuur van de maatschappij was teveel
gewijzigd om het bij de bestaande situatie te houden.
Voorlopig kon men echter nog in alle rust aan het werk want
het waterschapsbestel .was gelfs door de actiecomités nog niet ont
dekt".
Kranenburg plaatste deze humoristisch bedoelde opmer
kingen tijdens een rede uitgesproken ter gelegenheid van de
algemene vergadering van de Unie van Waterschappen van 6
november 1972. Daar presenteerde hij de eerste resultaten van
het werk van de Diepdelvers. Zijn toespraak werd aandachtig
gevolgd door een duizendkoppig publiek van waterschappers.
Ook Volkert Nobel, verslaggever van de Alkmaarsche Courant
had de reis naar Utrecht ondernomen, want de Noord-Hol
landse waterschapswereld was in heftige beroering geraakt
door het hardhandige optreden van gedeputeerde Van Dis.
Men verwachtte dat Kranenburg met nieuwe gezichtspunten
zou komen. Die konden wel eens van groot belang zijn voor
het beleid van Van Dis. De voorzitter van de Diepdelvers ver
telde dat zijn commissie onderwijl om en nabij honderdmaal
bijeen was gekomen en bij elkaar met behulp van een legertje
ambtenaren ongeveer 700 dichtbedrukte bladzijden tikwerk
had geproduceerd. Zijn rede werd zelfs door het NOS-jour-
naal opgepikt. Dat besteedde dezelfde avond welgeteld zestig
seconden aan het onderwerp. Volkert Nobel bezag het alle
maal met de nodige distantie. Hij sloot zijn rapportage over de
bijeenkomst te Utrecht af met de conclusie dat:
de Noordhollandse waterschappen nog gware vergaderingen tegemoet
gaan. Bij traditie alleen kan een waterschap niet leven, talloge asbakken
gullen met forse hoeveelheden sigarenas worden gevuld en na afloop van al
die vergaderingen gal er bij 'n goed glas stevig worden gegeten. Die tradi
ties gullen blijven, hoe groot de waterschappen in omvang ook mogen wor
den".
De 'brainstormclub' van Diepdelvers had unaniem besloten
dat waterschappen moesten blijven. Ze hadden zeker toe
komst, maar de overlevingskansen hingen zonder meer af van
diep ingrijpende concentraties. Tevreden stelde Kranenburg
vast, dat ze met dit resultaat in een voordelige positie waren
komen te verkeren ten opzichte van provincies, aangezien juist
in deze dagen de toekomst van het bestaande provinciaal
bestel ter discussie stond en serieuze plannen werden gepre
senteerd om ze op te delen in gewesten.
Een koperen dijk...
In 1881 verscheen van de hand van een zekere Frisius een
interessante brochure met als titel hriesland één waterschap.
Achter de Latijnse aanduiding blijkt de Fries Petrus
Lycklama a Nijeholt (1842-1913) schuil te gaan, weldra
Commissaris der Koningin in Overijssel en drager van
dezelfde familienaam als de echtgenote van de latere
Commissaris in Noord-Holland F.J. Kranenburg. De naam
lf. de Kuiter, dijkgraaf van US van 1971 tot augustus 1984. Hij vreesde
dat Kranenburg en gijn Diepdelvers te diep hadden gespit en nooit meer boven
gouden komen.
van de schrijver staat breeduit geschreven in het exem
plaar van zijn brochure bewaard in de bibliotheek van het
Rijksarchief te Haarlem. Het is dan ook verleidelijk de ver
onderstelling te uiten, dat familiebanden het geschrift in
Haarlem deden belanden. De scribent stelt zich de
vraag of het - gezien de veranderde tijdsomstandigheden -
nog langer zin heeft als aparte organisatietjes naast elkaar
- en vaak tegenover elkaar - hetzelfde doel te dienen,
namelijk de verdediging tegen het water. Is het ook niet
veel te duur?, vraagt hij zich af. De toestand waarin de dij
ken verkeren is immers slecht en de bestuurders van de
waterschappen zijn onbekwaam. En op sarcastische toon
vervolgt hij:
"Wanneer men Frieslands geeweringen in oogenschouw neemt, ont
waart men dat die gijn aangelegd op een wijge, welke ons herinnert
aan de voormalige twisten en oneenigheden, waardoor het onmogelijk
was degelijke maatregelen te nemen. Voor het geld dat in den loop
der eeuwen aan dijken en paalregels is besteed had men een koperen
dijk om Friesland kunnen leggen".
De conclusie? "Radicale opheffing van alle geewerende waterschap
pen en toedeling aan de provincie". Men kan zich afvragen of
Lycklama's centraliserende gedachten soms van invloed
zijn geweest op die van de voorzitter van de Diepdelvers,
mr. F.J. Kranenburg.
34