dijk van de polder De Eendracht doorbrak. Zes leden van het
Texelse dijkleger werden in de verwarring door het water ver
rast en verdronken. Ir. C. Krijn, toenmalig HID, riep zijn men
sen op om de herstelwerkzaamheden in goede banen te leiden.
Krijn was in 1917 bij de dienst gekomen om hulp te verlenen
bij de extra drukte die de watersnood van 1916 had veroorzaakt,
en leidde Provinciale Waterstaat nu in 1953 een watersnood
Texel trof. Een van de ingezette medewerkers was de latere
dijkgraaf van Noordhollands Noorderkwartier, ing. G.E. Ris.
De gebleken zwakte van de waterschappen was voor bur
gemeester en wethouders van Texel voldoende reden om GS
op 9 juli 1953 te verzoeken over te gaan tot vorming van één
geconcentreerd waterschap op het eiland. Zoals destijds
gebruikelijk was, verzochten GS aan de HID deskundig advies.
Krijn berichtte het gemeentebestuur dat er gewacht moest
worden tot de ruilverkaveling op het eiland was uitgevoerd.
Op 28 april 1964 werden de betrokken waterschappen door
Krijns opvolger G.J. de Borst ingelicht dat hij binnen afzienba
re tijd van plan was GS de nodige voorstellen te doen over
hun fusie. De ruilverkaveling was tegen deze tijd bijna geheel
achter de rug en de gevolgen voor de waterhuishouding kon
den nu goed worden overzien. Verder had men onderwijl een
begin gemaakt met het op deltahoogte brengen van de zeedij
ken van het eiland. Na eindeloze besprekingen en onderhande
lingen lag er in 1968 een ontwerp-reglement van bestuur voor
het nieuwe waterschap op tafel. In juni 1969 viel eindelijk het
statenbesluit tot vorming van het Waterschap Texel. Dit begon
op 1 januari 1970 met zijn werkzaamheden.
Achterhaald en ontpolderd
De voor de oorlog voorzichtig ingezette provinciale concentra-
tiepolitiek had tot resultaat dat er van de 353 waterschappen
uit 1931 tegen 1969 nog iets meer dan de helft over was. Maar
het was duidelijk, dat ook met het aantal van 187 de proble
men nog lang niet beheersbaar waren geworden. Sterker nog:
de politiek van kleine stapjes had slechts weinig indrukwekken
de successen opgeleverd. Ondanks alle inspanningen leek het
er zelfs op, dat het waterschap als instelling een stille dood zou
sterven. Waterschappen hadden hun tijd gehad, zo luidde een
vrij algemene overtuiging bij bestuurders van gemeenten en
provincies. Na de Tweede Wereldoorlog waren de waterschap
pen immers geconfronteerd met ingrijpende ruilverkavelingen,
Op het platteland wist iedereen wel wat de schouw inhield. In de her en der in de polder uit de grond gestampte nieuwbouwwijken lag dat anders. In Krommenie kwam
het polderbestuur sylfs een inwoonster tegen die dacht dat het om een vloot schouw ging. Zij %>t al de hele dag te wachten op de versierde boten.
Potloodtekening door S. Kok.
29