cCé ma, tq 4 UrMn r dXZLkt*: T/ Waterschappen van deze afmetingen hadden veelal een eigen kleine technische en administratieve staf. De technische dienst bestond meestal uit een kracht met een middelbare opleiding en veel praktijkervaring, bijgestaan door een of twee hulpen. De (hoofd)opzichters waren kundige vaklui en goed op de hoogte van de technische stand van zaken. Zij speelden vaak een belangrijke rol bij de overstap van molen- naar stoombema- ling in diverse droogmakerijen. Ook bij de totstandkoming van de beroemde stoomgemalen van Het Grootslag en De Vier Noorder Koggen waren zij nauw betrokken. Voordat een opzichter in functie trad werd hij onderworpen aan zware toe latingsexamens. De vierentwintigjarige Adriaan Kater werd bij voorbeeld in 1877 gedurende vier dagen aan de tand gevoeld voordat men hem tot opzichter van De Vier Noorder Koggen aanstelde. Bij US droeg de (hoofd)opzichter de titel 'architect'. Heel bekend in zijn dagen was ook H.G.Th. Mann, rond 1900 opzichter van De Hondsbossche, die ook door andere polders om advies werd gevraagd. Hetzelfde gold voor August Rups, architect van US. Hij ontwierp voor het Geestmerambacht een groot stoomgemaal bij Aartswoud, dat in 1895 gereed kwam en prima voldeed. Opzichter Pieter Bakker, tussen 1888 en 1913 belast met de zorg voor de Noorderdijk van Drechter- land, hield geregeld metingen van de zeebodem. Dat gebeurde vanuit een bootje met een peilstok in ondiepe gedeelten en met een schiedood van vijf meter lang in diepere gedeelten. Vanwege het belang van hun positie waren de secretarissen van de allergrootste waterschappen vaak mannen van aanzien. Mr. P.S Winkel, jarenlang secretaris-penningmeester van Drechterland, had een drukke advocatenpraktijk in Hoorn, bewoonde een statig pand aan de Grote Oost nummer 8 pal naast het waterschapshuis, was statenlid voor de VVD en ambieerde een functie in het provinciaal bestuur. Daarnaast was hij een gevierd tafelredenaar en voerde zelfs een indruk wekkende lijfspreuk: 'Morti fidelis', oftewel 'Trouw tot in de dood. Van 363 Noord-Hollandse waterschappen naar vier Rond 1900 kende Nederland nog tegen de 3.000 water schappen, waarvan in Zuid-Holland alleen al meer dan 1.000. Noord-Holland had er 363, waaronder hele kleine. West-Friesland telde 165 bannen en polders. Op de Noord-Hollandse eilanden Texel, Wieringen, Marken, en de eveneens nog bij onze provincie behorende eilanden Urk (tot 1950), Vlieland en Terschelling (tot 1942) vond men bij elkaar negentien waterschappen. Slechts tien water schappen omvatten 10.000 hectare of meer en tweeënveer tig besloegen tussen 1.000 en 10.000 hectare. Daartegen over stonden 187 waterschappen van minder dan 1000 hectare en vijfennegentig van minder dan 500, waarvan een aantal zelfs niet boven de tien hectare uitkwam. De versnippering was dus enorm. Vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw is het aantal Noord-Hollandse waterschappen drastisch ingekrompen, zoals uit de neven staande tabel blijkt. jy.v E.fn.'/u in ,w,7 V A'tnafrtmotutia ]f.jRtuleuna* Mifrr/t&ru'uJlc,/ T(J ff 'HiïXS Schoort 7. HEER m -.ir.h: *6'V. Limmen Kastrikum DfRuv ■Vttrslcot Heemskerk '-Ï!d2*d I Ktvmmemf Hcrrrtdr /'urmerr: I HevrrwuA Wermcrxver fl'ormrr L ZaartSu A pen nart. I eitr*: s'Menm /Santpaarf Zaandam ftj&ftW. He* mstsie' •'•f.'SnvA Waitntnaafs D,ïm Amste.'reen H'. .rrr.jet.reen HAAJWO/.UERTOuJente t 1 MEER Aalsmeer .•r 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2002 | | pagina 19