op 16 januari 1918 een groot artikel over de verbetering van de dijken in het Algemeen Handelsblad publiceerde. De provincie ging het voorstel van de zijde van de VOLHN niet ver genoeg. Wel realiseerde men zich in Haarlem heel goed dat het provinciale plan enorme beroering zou veroorzaken. De beslissing viel in 1919. Maar liefst vijfen twintig waterschappen raakten het beheer over de waterkerin gen kwijt aan één nieuw, heel het Noorderkwartier omvattend Hoog-heemraadschap dat de naam Noordhollands Noorder kwartier kreeg en werd gevestigd in Alkmaar. Met zijn 142.000 hectare omslagplichtig gebied was dat meteen het grootste waterschap van Nederland. Felle protesten braken los. De waterschappen voelden zich slecht behandeld. Was dat de beloning voor de grote inspan ningen die ze hadden gedaan om de gevolgen van de waters noodramp te bestrijden? Waterland bijvoorbeeld zou alleen het beheer over de boezem, de wegen en binnendijken overhou den. De Vier Noorder Koggen werd enigszins gecompenseerd voor het verlies van de dijkzorg door uitbreiding van het wegenbeheer. Wel kromp men als gevolg van de vermindering van taken de ambtelijke diensten in en werd het aantal hoofd ingelanden tot een derde teruggebracht. In Drechterland - daar restte alleen beheer van wegen en bruggen - werd het salaris van de heemraden verlaagd van 300 naar 200 gulden per jaar. Verder dacht men er serieus over het achttiende-eeuwse Drechterlandse huis aan de Grote Oost te Hoorn - pas in 1915 aangekocht - maar weer te verkopen en de titel dijkgraaf te ver vangen door voorzitternu er toch geen dijken meer te beheren waren. Zeven waterschappen verdwenen helemaal. Daaronder de genoemde Vereniging van de Noorder IJ- en Zeedijk. Ook werd het College van Hoofdingelanden van Westfriesland, dat sinds 1650 toezicht hield op het onderhoud van de Westfriese Omringdijk, opgeheven en moest het nog honderd jaar oudere en goed functionerende Hoogheemraadschap van de Hondsbossche en Duinen tot Petten het eveneens ontgelden. De overweging van 'Haarlem' voor deze laatste maatregel had niet zozeer een waterstaatkundige als wel een politieke achter grond. Het nieuw te vormen, heel Noord-Holland boven het IJ omvattende Hoogheemraadschap kon niet buiten het omslagplichtig gebied van het 'Pettemer' Hoogheemraadschap. Het aanvankelijke plan van 'Haarlem' om slechts een gefuseerd waterschap langs de Zuiderzee op te richten en de Noordzeekust er buiten te laten was hiermee van de baan. Bij het bestuur van de 'Hondsbossche' viel deze beslissing begrijpelijkerwijs helemaal verkeerd, omdat men ervan over tuigd was tot dan toe goed werk geleverd te hebben. Dijkgraaf en hoogheemraden dienden protesten in bij Provinciale Staten; er ging zelfs een adres naar de Koningin. Maar knarsetandend moest de laatste dijkgraaf, jhr. mr. Pieter van Foreest, zich bij de feiten neerleggen; hij vreesde bij het nieuwe Noordhollands Noorderkwartier "een groote staf van technische en administratieve ambtenaren met het gevolg dat een bureaucratische regeering zou ont staan". Op de laatste vergadering van de 'Hondsbossche' op 16 december 1921 in het gemeenlandshuis te Petten bleek hij, door emotie overmand, niet meer in staat de goede woorden te vinden. In datzelfde jaar 1921 ging het nieuwe Hoogheem raadschap van start. Nog meer problemen De moeilijkheden waar de afgeslankte zeewerende waterschap pen mee te maken kregen waren hiermee niet ten einde. De dijkzorg raakten ze kwijt, maar niet de dijklasten. Zolang ze Nood-dieselgemaal van Werkspoor in de geïnundeerde Anna Paulonmapolder 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2002 | | pagina 12