Het octrooi van 17 december 1544 en de bouw van de sluis De twee commissarissen waren Adriaen Stalpaert van der Wiele en Andries van Bronckhorst, allebei raad van het Hof van Holland. Eerstgenoemde was bovendien rentmeester van Kennemerland en van de Hondsbossche. Toen zij eind 1543, begin 1544 voet op de Hogedam zetten, was het Westzaner sluisje al gedempt.'4 De heren namen waarschijnlijk hun intrek in het "...Kercken Huijs van Westzaanden, staande aan de westzijde van de voornoemde Sluijse...", dat toen nog eigendom was van de kerk van het dorp.'5 Het moet daar een komen en gaan van belanghebbenden zijn geweest. De commissarissen ontboden namelijk dijkgraaf en heemraden van de Honds-bossche als initiatiefnemers, de kerkmeesters van Westzaan, de regenten van Alkmaar, de onderhoudsplichtigen van het kaduke Westzanersluisje en bovendien gedeputeerden van Ursem, Rustenburg, Akersloot, Oost- en Westzaan, Krommenie en Krommeniedijk, Purmerend, Wormer, Graft en andere inge landen. Alle partijen werden "...elck in 'tsijnegehoort ende geëxamineert opte gepretendeerde kosten ende interesten". Stalpaert en Van Bronckhorst wisten helaas geen akkoord te bereiken. Zij maakten vervolgens een proces-verbaal op en dienden dit voorzien van hun advies in bij het Hof van Holland. Een en ander werd met de adviezen van de stadhouder, het Hof en de Rekenkamer doorgestuurd naar de keizerlijke raad te Gent. Keizer Karei V besloot na rijp beraad en tot "...commoditeijt en gerijjfene..." van de ingelanden van de Hondsbossche, de inwo ners van Alkmaar, de genoemde dorpen "...ende andere daeromtrent die hem dagelijckxs met scheepen te varen binnen den lande ende daerbuijten behelpen..." bij octrooi van 17 december 1544 het volgende: Maatschets van de Hondsbossche Sluis vervaardigd in 1722. Kaart van de Hogedam door Claes Vastersz. Stierp, 1648. Van rechts naar links de Duikersluis, de Kleine Sluis, de Grote Sluis met het gedeeltelijk op het gewelf gebouwde gemenelandshuis en de in 1608 ten behoeve van het overhalen van scheepscasco's gebouwde overtoom. De nieuwe sluis moest komen op de plek van de oude, gedempte sluis van Westzaan, mocht van hout of van steen worden gebouwd, maar moest in ieder geval dezelfde maten hebben als die van Gouda. Westzaan moest "...soo vee! penningen als meesters timmerluijden sullen extimeren, dat sij luijden te koste gehadt soude hebben, omme te leggen een nieuwe houten sluijs, van der wijde tusschen acht ende elf voeten [2,4 a 3,3 m.]..." betalen. De kosten van het afdam men en de meerkosten bij keuze voor een stenen sluis van 16 voet (ca. 5,0 m.) kwamen daar nog bij. Alkmaar, dat wegens de "...veelheijt van de scheepen die van daer varen..." zeer veel profijt van de sluis zou hebben, moest de vijfde penning (20%) bijdragen van de som die overbleef na aftrek van de bijdrage van Westzaan. In ruil daarvoor kregen schepen uit Alkmaar vrijdom van schutgeld. Akersloot, een dorp dat ook "...veel scheepen hebben varende ende te vreeden sijn te contribueeren...", moest de 15' penning (6,7%) betalen van eventuele extra uitgaven die de bijdragen van Westzaan en Alkmaar te boven gingen en verkreeg dan eveneens vrijstelling van het schutgeld. Indien het dorp dit niet kon opbrengen, moesten de schippers gewoon schut geld betalen. Hetzelfde gold voor de andere dorpen die al kenbaar hadden gemaakt geen bijdrage te kunnen leveren. Voor de inning van het schutgeld mocht de Hondsbossche een collecteur aanstellen "...die gehouden [werd] daer o/goet ende rechtveerdich register te houden en de opbrengst jaarlijks moest afdragen aan de rentmeester. De hoogte van het schutgeld werd vastgesteld op i0 stuivers. jr rO\ (laertk AwnVt m j-.- vtifXS J'. ötlr /5'44 i S JA 4 Hli.viJo vuJv 11 Ml, J i'HiV -e>

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2001 | | pagina 6