ft leg van het Noordzeekanaal waarmee in 1865 een begin was gemaakt.'2' Op den duur pasten de steeds groter gebouwde stoomschepen niet meer in de schutkolk. De sluis werd gewoon te klein. In 1880 vroeg sluiswachter Jan Dil om te mogen schutten met de ebdeuren. Dat hield in dat hij aan de Voorzaan de buitenvloed- deuren sloot en aan de Achterzaan de binnen-ebdeuren. Dat leverde een iets langere schutkolk op. Het bestuur ging akkoord, mits het verschil tussen het zomerpeil van de Schermerboezem en het peil van het in 1876 geopende Noordzeekanaal niet meer verschilde dan acht centimeter. Op deze manier wilde men schade aan de ebdeuren voorkomen, die bij hoger buiten- dan binnenwater de druk van de verkeer de kant kregen. Ze moesten aan de bovenkant worden vastge zet en misten aan de onderkant alle steun omdat ze niet tegen de drempel werden aangedrukt. Schutten met alle deuren open was alleen toegestaan als het peil binnen en buiten pre cies gelijk was. Anders moesten de schepen in de sluis tegen de stroom optornen. Bij het naderhand weer sluiten van de deuren was er bovendien grote kans op schade. Aan de ene kant moesten ze tegen de stroom in worden dicht gewonden, terwijl die aan de ander kant met geweld tegen de drempel werden aangeslagen. Schepen die echt te groot waren voor de sluis moesten dus het geschikte moment afwachten waarop alle deuren even open konden. Dat leverde oponthoud op, maar hetzelfde gold voor de alternatieve route langs Knollendam, de in 1850 geopende Markervaart en het Noordhollands Kanaal. Deze omweg kostte een halve dag extra."4 Uitwaterende Sluizen en de Wilhelminasluis In de loop van het tweede kwart van de 19' eeuw werd de sluis een blok aan het been van de Hondsbossche. De pachtinkom- sten haalden na het aflopen van de Bataafs-Franse tijd bij lange na niet meer het oude niveau (zie bijlage 2) terwijl tege lijkertijd de kosten van het onderhoud stegen. De sluiswachter klaagde steen en been en gaf in 1833 te kennen dat hij de Drukte op de Zaan bij Crok en Laan te Wormerveer. Crok en Laan is een goed uoorbeeld uan de in de tweede helft van de ïg' eeuw snel expanderende Zaanse voedingsmiddelenindustrie. Dit bedrijf begon in 1843 met een oliemolen, "De Engel", welke in 1872 door een stoomolieslagerij werd vervangen. Deze reclame prent toont het omvangrijke fabriekscomplex in 1909. pacht niet meer kon opbrengen. Dat kwam volgens hem door de slechte toestand van de scheepvaart en de totaal in verval geraakte palingvisserij. Dit laatste zou het gevolg zijn van het graven van het Noordhollands Kanaal. Deze in 1824 geopende directe verbinding tussen Amsterdam en Den Helder had ook een negatieve invloed op het aantal passages door de sluis."5 In mei 1867 liet het gemeentebestuur van Zaandam weten graag een voetgangersbrug over de sluis te willen om het ver keer van personen tijdens het schutten door te kunnen laten gaan. Het bestuur van de Hondsbossche reageerde hierop door onderhandelingen over de overname van de sluis voor te stellen. Het gemeentebestuur liet echter weten daar geen geld voor te hebben. In mei 1871 werd de sluis vervolgens voor 30.000 gulden aangeboden aan Uitwaterende Sluizen. Dat was echter lang niet meer zo happig als vroeger en gaf aan de sluis wel van enig belang te achten, maar het tijdstip voor onder handelingen ongeschikt. De sluis kon op dat moment best 30.000 gulden waard zijn, maar het was maar de vraag of dat na de voltooiing van het Noordzeekanaal zo zou blijven. Bovendien was Uitwaterende Sluizen bezig met een onderzoek naar bemaling van de Schermerboezem met een stoomge maal. Dat kon ook handen vol geld gaan kosten. De koop ging dus niet door."6 De Hondsbossche gaf op zijn beurt geen gehoor aan de ver zoeken van de Kamer van Koophandel uit oktober 1880 en de gemeente Zaandam uit 1883 om de sluis voor niets over te dra gen aan Zaandam, Koog aan de Zaan, Zaandijk en Wormer veer. Daar wenste men een grotere sluis. Het bestuur van de Hondsbossche wachtte liever op Uitwaterende Sluizen. Dat zou op korte termijn van de provin cie de bevoegdheid krijgen om alle uitwateringssluizen in Noord-Holland die het nog niet in eigendom had over te nemen. Dijkgraaf en hoogheemraden kwamen in actie toen dat rond was. Op 14 november 1883 werd de sluis met opstal len en "...met al hare lusten en lasten en alzoo met de uerpligting tot naleving van alle bestaande contracten uan erfpacht uan grond, pacht der sluis en uisscherij, onderhoud der sluis als anderszins..." voor 44.450 gulden ter overname aangeboden. Die som kwam vrij wel overeen met de totale bruto pachtopbrengst over de perio de 1850 tot 1870 ad 44.125 gulden. Daar stond een kostenpost tegenover van 29.051 gulden. De netto opbrengst over die jaren bedroeg dus slechts 16.181 gulden of gemiddeld 809 gul den per jaar. In de overnameprijs was een bedrag van 450 gul den begrepen voor de restauratie van beide wapenstenen, die volgens afspraak voor rekening zou komen van Uitwaterende Sluizen. De verkoopakte werd getekend op 15 december 1884. De officiële overdracht vond plaats op 1 januari 1885.127 Intussen was de behoefte aan een grotere sluis alleen maar toegenomen als gevolg van de vanaf circa i860 snel groeiende industriële bedrijvigheid langs de Zaan. De drukte in de haven nam ook zeer sterk toe. Met het oog op de ontwikkeling van de Zaanstreek wees de Kamer van Koophandel in de gemeente Zaandam al in 1853 op de noodzaak van uitdieping van Voor- en Achterzaan en de bouw van een nieuwe schutsluis. Die moest een wijdte krijgen van 9,5 m., een diepte van 3,25 m. onder A.P. en een schutkolk met een lengte van 35,0 m. Dit plan is nimmer gerealiseerd, wat achteraf niet werd betreurd omdat een dergelijke sluis al spoedig veel te klein zou zijn geweest. In 1875 werd de zaak weer opgepakt en stelde de Kamer van Koophandel -die steeds het initiatief nam- een 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2001 | | pagina 25