een rekest in. Daarin stelden ze al in het najaar van 1800 te
hebben verzocht om ontslag van de twee laatste pachtjaren
omdat ze vanwege de "...voor ons Vaderland en mgeseetene ramp
zalige tijden..." niet aan hun verplichtingen konden voldoen.
Nu dat verzoek zo lang was blijven liggen, vroegen ze het
besluit zo te wijzigen dat ze niet alleen korting kregen voor
het laatste, maar ook voor het voorlaatste jaar. Daar gingen de
hoofdingelanden mee akkoord. De sluis werd tenslotte per 1
mei 1804 voor acht jaar verpacht aan Jan Meijlink uit Korten-
hoef."4
In november 1812 verscheen Meijlink in de vergadering van
dijkgraaf en hoogheemraden om te vertellen dat de inkomsten
van de sluis sterk waren afgenomen. Hier kon wat aan gedaan
worden door het plaatsen van een ophaalbrug zodat de schip
pers evenals te Nauerna zonder de mast te hoeven strijken
geschut konden worden. In januari 1813 besliste het bestuur
dat het tijdstip voor die verandering ongunstig was -men
stond vlak voor de nieuwe verpachting en de Hondsbossche
raakte toen net zijn visrecht kwijt- en alles werd bij het oude
gelaten. Dat gebeurde ook in 1830 nadat het college van B en
W van Zaandam om een ophaalbrug had verzocht."5
In 1847 werd de kwestie weer op de agenda geplaatst. Op 27
april verzocht de hoofdingeland van Waterland het bestuur te
overwegen de brug over de sluis dat jaar nog te verlagen en
meteen geschikt te maken voor de passage van schepen met
staande mast. Dijkgraaf Kluppel kwam met een toezegging,
maar voegde daar wel aan toe dat die verandering vooral in het
belang was van Zaandam en de buurgemeenten en dus hele
maal, of voor een deel door hen moest worden betaald.
Zaandam, Koog aan de Zaan, Zaandijk en Wormerveer werden
benaderd en op 28 augustus 1847 rapporteerde Kluppel dat
die dorpen tweederde van de kosten zouden dragen, mits het
bedrag niet hoger werd dan 1.250 gulden. De Hondsbossche
zou de brug in onderhoud nemen. Het plan voor een verlaag
de brug met twee kleppen werd op de begroting van 1848
gezet. Bovendien stelde men voor het schutten met staande
mast een apart tarief in. Op 1 oktober 1848 kon de brug -na
meer dan 50 jaar geharrewar- in gebruik worden genomen.""
Vijftien jaar later, in 1863, maakte opzichter Jintmink een plan
om de brug te vervangen door een ijzeren basculebrug. Deze
brug zou -inclusief enig herstel aan de sluismuren- 6.000 gul
den gaan kosten. Het gemeentebestuur van Zaandam was zeer
over het plan te spreken, maar de Hondsbossche besloot met
het oog op de hoge kosten de oude brug nog maar een keer te
repareren. Nadat het gemeentebestuur eind 1864 weer eens
had gewezen op de slechte staat van de brug, besloot het
Hoogheemraadschap op 9 maart 1865 eindelijk tot vervanging
over te gaan."7
Duikers en stoomschepen
In 1824 stelde het bestuur van de Hondsbossche vast dat de
sluis -welke al langer dan een eeuw niet was droog geweest-
grondig moest worden hersteld en aangepast. Enkele hoofd
ingelanden waren zelfs van oordeel "...dat de veiligheid van
Noordholland, en de verzekering der goede uitivatering van den
Schermer boezem, in een eminent gevaar zou morden gebragt, zoo wij
langer uitstelden om, door het droogmaken van de Sluis, het kwaad
nauivkeurig te onderzoeken". Nader onderzoek wees echter uit dat
het nogal meeviel."8 Het kostbare en grote werk werd daarna
voortdurend uitgesteld. Pas 20 jaar later kregen dijkgraaf
Kluppel en drie hoofdingelanden volmacht de sluis grondig te
inspecteren, hetzij door hem droog te leggen, hetzij op een
andere manier. De inspectie vond plaats op 19 september 1844
en ging inderdaad anders, namelijk met behulp van duikers.
Kluppel had gehoord dat de brug over de Scheepmakershaven
te Rotterdam was verbreed zonder eerst te zijn afgedamd.
Hierbij was van duikers gebruik gemaakt. B en W van Rotter
dam stelden Kluppel duikers en duikapparatuur beschikbaar
en de diensten van stadsarchitect W.N. Rose die de operatie
SCHUTSLUIS TE ZAANDAM:
Advertentie in de Alkmaarsche Courant van 16 september 1844 waarin gewaar
schuwd wordt voor de sluiting van de sluis in verband met het door duikers uit
te voeren onderzoek.
wilde leiden. Kluppel rapporteerde naderhand dat al vóór
zonsopgang was begonnen met:
"...het uitligten der sluisdeur tvaar de pot [scharnierpunt] gebrekkig
was, en tegen 7. ure was men gereed om het onderzoek met duikers,
voorzien van hermetisch gesloten helmen en verder daartoe behoorend
gewaad, onder den toevloed van eenegroote menigte nieuwsgierigen,
aan te vangen en de sluis onder water te onderzoeken...".
Ingenieur van Waterstaat Van Gendt meldde nog dat de vier
duikers "...door betasting met de handen zijn te werk gegaan van 7.
ure 's morgens tot omstreeks 2ure 's middags, toen deze opneming
was ajgelopen". In totaal gingen de duikers 12 keer onder water.
De uitslag van het onderzoek viel mee. Rose werd gevraagd of
de vereiste reparaties ook niet door de duikers verricht konden
worden. Hij achtte echter vooral de reparatie van de pot niet
haalbaar "...daar men wel in aanmerking moet nemen dat de duikers
bijna niet onder water kunnen zien en zeer beperkt zijn in hunne bewe
gingen". Men kwam dus toch niet onder drooglegging van de
sluis uit. Dit werk werd uitgevoerd tussen 21 juni en 15 augus-
Diinr de GROOTE SCHUTSLUIS tb ZAANDAM, xallen*cy> Donder
dag den lO^m dezer maand ft en mogelijk ook den volgauden dag,
GEENE Schuttingen kunnen plants liebben.
A 1. k m a n Namens Dijkgraaf en Hoog Heemraden
den 8,lfn September van de Hondsbosschen en Duinen tot Petten,
1 8 4 4. Db DIEÜ FONTEIN VERSCHUIR van HEILO
Afvaart van de radarstoomboot "Mercurius" met de Hondsbossche Sluis op de
achtergrond. De Mercurius was de eerste stoomboot ingezet in de veerdienst tus
sen Zaandam en Amsterdam. De eerste ajvaart vond plaats op 18 juli 1826.
Tekening in bruin door J.W. Cooke.
23