Kaart aan de Voorzaan door Jacob Oostiooud, 1775. Linksboven de Hogedam met de Grote Sluis. Op de kaart zijn de resultaten aan in juni 1784 uitgevoerde peilingen aangetekend. In de Zaanstreek vreesde men dat als gevolg van het plaatsen van ebdeuren de stroming zou ajhemen met extra aanslibbing en modder in de Zaan als gevolg. den uit de Duinstreek en Geestmerambacht, die bij droogte dringend water nodig hadden, waren voorstanders van ebdeu ren. In het natte kavel Waterland met zijn lage veendijkjes vreesde men echter voor wateroverlast door de hogere peilen. Bovendien spoelde het gedurig uitstromende water veel mod der en slijk uit de haven van Zaandam weg. Het resultaat was dat er niets gebeurde. Tussenkomst van de Staten van Holland en West-Friesland vermocht hier niets aan te verhelpen. Toen in 1722 werd besloten de Grote Sluis te vervangen -we komen daar straks op terug- verklaarde Uitwaterende Sluizen zich wederom bereid deze over te nemen. Als dat niet kon wilde men in ieder geval alvast deurkassen en drempels voor ebdeu ren laten aanbrengen."" Hierna bleef het heel lang stil. Pas in 1838 waagde Uitwaterende Sluizen een nieuwe poging. Inmiddels had dit Hoogheemraadschap alle overige sluizen van ebdeuren voor zien. Op 8 juni 1838 kregen Gedeputeerde Staten het verzoek om bij de Hondsbossche aan te dringen op de plaatsing van ebdeuren. Ruim een maand later berichtte Hoofdingenieur van Waterstaat P.T. Grinwis aan de Gouverneur van de provin cie dat hij van Arend Latenstein had begrepen dat de ebdeuren in de andere sluizen bij laag water in het IJ nooit werden gesloten en dat bovendien het meeste water door verdamping verloren ging. Volgens een berekening verloor de boezem door het ontbreken van ebdeuren in de zomer slechts circa drie miljoen m' water, terwijl jaarlijks gemiddeld 15 miljoen m water verdampte.87 De kwestie bleef vervolgens weer rusten. Toen Uitwaterende Sluizen in 1845 vernam dat de Grote Sluis zou worden droog gelegd voor reparaties, haalde het de oude plannen echter direct weer uit de kast. Dijkgraaf Kluppel van de Hondsbos sche dacht er het volgende van: "Even zoo zeer als ieder, dien het water deert, hetzelve keeren moet, zoo moet in dit geval die regel hier worden omgekeerd en dus de kosten die tot behoud van water wierden of worden nuttig geacht, door de belang hebbenden worden gedragen, en niet geschoven worden op een collegie [de Hondsbossche] tot geheel andere einden daargesteld, en wel tot kee ren en uitlozen, maar niet tot behoud van water ingesteld".88 Kluppels bezwaren vervielen toen bleek dat Uitwaterende Sluizen bereid was alle kosten voor zijn rekening te nemen, ook die van het onderhoud en eventuele toekomstige vervan ging. De Hondsbossche behield verder de volledige zeggen schap over de sluis. De sluiswachter zou alleen twee keer per jaar een verzoek krijgen van Uitwaterende Sluizen, de ene keer om de ebdeuren te sluiten en de andere keer om ze weer te openen. Toen de sluis tussen 21 juni en 15 augustus 1845 droog lag, werd de eeuwenlang gekoesterde wens van Uitwa terende Sluizen eindelijk gerealiseerd. Tenslotte nam de Hondsbossche toch het onderhoud en vervanging van de ebdeuren op zich om competentiegeschillen te vermijden. De ebdeuren kostten ruim 3.430 gulden.8' 18 II A- r, J* -J'mf** r*yj mm ikmiAm' T r Vn'iMA lillr CT'^r *v,k« m A* H f .AlMM—r o*« >iÏmw'>Mv v <4v>

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2001 | | pagina 18