terug. Uit de pachtvoorwaarden van 1796 blijkt dat buiten
Alkmaar woonachtige burgers van die stad zondermeer ook
vrijstelling van schutgeld genoten. Alleen moesten dergelijke
schippers -wanneer zij met grote vaartuigen als tjalken voor de
sluis kwamen- voor het zogenaamde "gemakkelijk" schutten
drie in plaats van één stuiver betalen.47
Dat gemakkelijk schutten moet rond 1650 zijn ingevoerd en
gold voor alle schepen, groot en klein. Het betekende dat de
sluis bij het schutten werd bediend door het personeel. Dat
kostte één stuiver boven het normale schutgeld. De schipper
kon die stuiver uitsparen door te schutten met eigen touwen
zonder de windkoppels te gebruiken en zonder de hulp van
sluiswachter of knecht in te roepen. De van schutgeld vrijge
stelde schippers van Alkmaar en Westzaan moesten ook beta
len als ze assistentie wilden. Dat riep aanvankelijk verzet op.
In 1658 klaagde de sluiswachter bij het bestuur van de
Hondsbossche dat de regenten van Westzaan hem verboden
hadden van de plaatselijke schippers een vergoeding te eisen
voor hulp bij het schutten. Het bestuur wendde zich tot de
dorpsbestuurders, maar boekte geen permanent resultaat.
Twee jaar later was het weer raak. De schippers weigerden te
betalen waarop de sluiswachter hen niet meer wilde schutten.
Hij vroeg weer om ingrijpen van het bestuur en meteen ook
maar om een korting op de pachtsom omdat hij door de
opstelling van Westzaan inkomsten was misgelopen. Op den
duur trok de Hondsbossche evenwel aan het langste einde. De
stuiver voor het gemakkelijk schutten werd verplicht en in 1811
-als onderdeel van het tarief- opgenomen in de pachtvoor
waarden.48 Alkmaar en Westzaan moesten uiteindelijk dus
toch in een geringe aantasting van de eenmaal verworven vrij
dom van schutgeld berusten.
In de pachtvoorwaarden van 1551-1557 's 8een sprake meer
van een vast tarief voor het schutten bij nacht buiten de vistijd.
In die van 1557-1562 werd vervolgens bepaald dat de sluis
wachter de schippers 's nachts moest schutten voor een van
tevoren onderling af te spreken bedrag. Dit systeem werkte
prima als de sluiswachter voor een vast jaarloon werkte zoals
Pieter Dirksz. Boom.49 Hij bediende de sluis van 1600-162550
en had, zo beweerden de schippers na zijn dood, altijd genoe
gen genomen met een redelijke vergoeding. Na het besluit van
de hoofdingelanden van 10 maart 1625 tot verpachting van de
sluis en visserij was hier verandering in gekomen. Pachter Aris
Hendricksz. moest zien de pachtsom terug te verdienen, liefst
met een flinke winst er bovenop. Hij zal daarom wel moeite
hebben gehad met een fooitje voor het nachtschutten en een
hogere vergoeding hebben geëist dan zijn voorganger. Toen
de hoofdingelanden op 2 april 1628 besloten de sluis opnieuw
te verpachten, kregen de commissarissen meteen de opdracht
een andere regeling te ontwerpen voor het nachtschutten,
inclusief een redelijk tarief.5'
Het voorstel van de commissarissen was niet mis. Het tarief
werd vastgesteld op 12 stuivers. Voor Alkmaar en Westzaan
gold "...omtne de consideratie van haer oude vrijheden van 't schut-
gelt..." het halve tarief. Zij namen hier echter geen genoegen
mee en tekenden protest aan. Toen het nieuwe tarief toch
werd doorgedrukt, gingen stad en dorp in beroep bij het Hof
van Holland en kregen een dwangbevel met strafdreiging
tegen de Hondsbossche en pachter waarin de maatregel voor
lopig werd gestuit. De regenten van de Hondsbossche beslo
ten de zaak in der minne te schikken. In 1629 werd de sluis
opnieuw verpacht, maar nu "...naer d'oude ordonnantie als bij tijde
van Pieter Boom daerop altoos ivare^eiveest". Dat betekende dat er
weer net als vroeger over het nachttarief moest worden onder
handeld. Alkmaar en Westzaan trokken daarop hun dwangbe
vel in. De nieuwe sluiswachter Jan Pietersz. Boom vroeg even
wel toch weer meer schutgeld dan zijn vader had gedaan en
het geharrewar begon opnieuw. Pas op 29 april 1632 kwam
met Alkmaar een akkoord tot stand. De schippers uit die stad
behielden hun vrijstelling, maar zouden voortaan wel twee
stuivers aan de sluiswachter geven voor zijn moeite.52
Een akkoord met Westzaan liet nog een jaar op zich wachten,
"...tvant die van Alkmaar^roote scheepen hebben en licjter tot accorda-
Gezicht van de Ganzenivetf in de Voorzaat! op de Dam. Links een scheepswerf. Tekening in Oostindische inkt door J. de Betjer, 1761.
11