1 De gebroeders Gildemeester Zoals we al zagen werd Conrad bij zijn reis vergezeld door de gebroeders Jan Paulus en Hendrik Daniel Gildemeester. Al eerder memoreerden wij de hechte band tussen Conrad en de oude Brunings. In deze band zou ook een verklaring gevonden kunnen worden voor zijn vriendschap met de beide Gildemeesters. Laten wij dit toelichten. Te Amsterdam kwamen in de achttiende eeuw twee families Gildemeester voor, die voor zover bekend niet aan elkaar verwant waren.8 Het meer prominente geslacht -afkom stig uit Bremen en Luthers- telde vele kooplieden, waarvan er twee het ambt van Hollands consul-generaal te Lissabon hebben bekleed. Nazaten van deze familie heten sinds de negentiende eeuw Van Gheel Gildemeester.9 De andere Gildemeesters kwamen uit Rheda in Westfalen. Meerdere telgen uit het ge slacht waren rentmeester geweest van de Graven van Bentheim. Uit deze familie stamde Hugo Frederik Gildemeester (1740-1769), gehuwd met Anna Charlotte Taunay. Dit echtpaar had twee zonen, Jan Paulus en Hendrik Daniel geheten, beide te Amsterdam geboren. Over de jongste, Jan (Jean) Paulus Gildemeester (1767-1808) is niet zoveel bekend. Hij stond aan het hoofd van de Amsterdamse makelaarsfirma J.P. Gildemeester Co. en deed onder andere in katoen. Voorts was hij betrokken bij transacties in diamanten, waarbij het grote huis Hope Co. een leidende rol speelde. In 1802 kocht hij het aanzienlijke pand Keizersgracht 64. Op 14 juni 1792 vond te Haarlem een dubbelhuwelijk plaats in het milieu van de gegoede burgerij.10 Jan Paulus Gildemeester trouwde toen met de enige dochter van Christiaan Brunings, Ida Elisabeth (1768-1818), terwijl zijn oudere broer Hendrik (Henri) Daniel (1766-1820) in het huwelijk trad met de Haarlemse Catharina Elisabeth Draveman (1762-1837). Zij was een dochter van Herman Draveman, azijnmaker te Haarlem, en diens tweede echtgenote Elisabeth Christina Brunings, een zuster van Christiaan Brunings. Brunings zelfwas gehuwd geweest met Ida Catharina Noppen, dochter van Jan Noppen (1706-1764), landmeter en toeziener van Rijnland. Dravemans eerste vrouw heette Maria Noppen en was een zuster van de genoemde Jan Noppen. De families Brunings, Noppen en Draveman waren niet alleen aan elkaar geparen teerd, maar hadden eveneens gemeenschappelijke zakelijke belangen." Dit kwam doordat een voorzaat van de familie Noppen, met name Johannes Noppen, in de zestiende eeuw te Haarlem een azijnmakerij had gesticht. Herman Draveman was hier van rond het midden der achttiende eeuw firmant. Als 20-jarige jongeman werkte Christiaan Brunings in het bedrijf van zijn zwager. De fa. Wed. Herman Draveman, beter bekend als azijnfabriek "De Boog", was geves tigd op de Smalle (thans Gedempte) Oude Gracht, tussen de Kleine Houtstraat en het Spaarne. Tot in tamelijk recente tijden is de "Boog"-azijn een begrip gebleven. In 1794 werd Hendrik Daniel Gildemeester in het familiebedrijf opgenomen. Hij verbeterde de fabricage door azijn te vervaardigen op de zogeheten Franse manier, waarbij vooral gebruik werd gemaakt van rozijnen. Op den duur kwam Hendrik Gildemeester te behoren tot het Haarlemse patriciaat. In 1812 werd hij weesmeester en gedurende de periode 1812-1816 maakte hij deel uit van de stedelijke Raad, dat wil zeggen de munici- paliteit respectievelijk de Gemeenteraad. Aldus onze drie reizigers in het kort geschetst. Het waren bemiddelde huisvaders van begin dertig: een hooggeplaatste waterstaatsambtenaar, een azijnfabrikant en een makelaar. Cristiaan Brunings (1763-1805), de superieur van F.W. Conrad. Gravure door R. Vinkeles. C BH V X I X G s. 5 8. Gemeentearchief Amsterdam P.A. 764, inv.nrs. 117, 121. 9. De Bruyn Kops, 1965. 10. Van Schaik, 1984, pp. 71, 84. 11Het navolgende is ontleend aan Gemeentearchief Haarlem bibl. 44-1177M.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2000 | | pagina 5