4. van schaik, 1984, p. 78. Landmeetkunde, vestingbouw en waterbouw waren geen duidelijk afgebakende disci-
5. Bonder, 1952, nr. 168, zie voor meer informatie plines. De theoretische kant van het vak was nog niet zo hoog ontwikkeld. In de acht-
6. Schutttfi985, p!9io6.nr W tiende en het begin van de negentiende eeuw waren veel maatregelen gebaseerd op in
7. Ramaer over Conrad in Moihuysen di. 2, kolom 313- [igf verleden opgedane ervaringen. Christiaan Brunings -in die dagen de autoriteit op
?'4 waterstaatsgebied- schreef in 1771 aan de literator Rjjkloff Michael van Goens dat er in
Nederland weliswaar veel praktische waterbouwkundige kennis bestond, maar het
nochthans een ieder vreemd moet voorkomen, dat het beschouwelijke gedeelte van deze wetenschap
pen bij onze nationaalen zo weinig (is) gecultiveerd".4
Na deze korte uitweiding terug naar Conrad. In 1788 werd hij als adjunct-landmeter
toegevoegd aan de al genoemde grote waterstaatkundige Christiaan Brunings, destijds
Inspecteur-Generaal van de Waterstaat. Hij zou diens belangrijkste medewerker wor
den. In 1794, op 25-jarige leeftijd, trad Frederik Willem Conrad te Culemborg in het
huwelijk met de twaalf jaar oudere Wilhelmina Broesterhuysen (1757-1815), afkomstig
uit Lent aan de Waal. Zijn benoeming tot adjunct-generaal-opzichter van Rijnland in
1796 bracht met zich mee, dat hij zich met zijn gezin vestigde in het Gemeenlandshuis
van Rijnland te Spaarndam, de plaats waar onze reis begint. Te Spaarndam werden ook
twee van zijn drie zoons geboren, in 1798 en in 1800.
Bij de reorganisatie van de waterstaat in 1800 werd Conrad aangesteld als een van de
vier Commissarissen-Inspecteur in de Departementen Amstel en Texel. G.C. van
Vladeracken te Alkmaar, die we aanstonds nog zullen tegenkomen, was een van
Conrads ambtgenoten. Aangezien onze reis medio juni 1800 werd ondernomen, kun
nen we er wel vanuit gaan dat deze vooral heeft gediend tot nadere verkenning van
Conrads toekomstig ambtsgebied. Enkele belangstellende vrienden vergezelden
Conrad. Recreatie zal dus ook wel een rol hebben gespeeld.
Conrad had reeds eerder, in oktober 1797, een dienstreis gemaakt door Noord-
Holland, waarvan hij een beknopt journaal naliet.5 Dit bevat hoofdzakelijk technische
details. Conrad was dus redelijk bekend met Noord-Holland. Toch ondernam hij in
1800 weer een reis door dit gebied. Uit de tekst van journaal dat hij van deze reis maak
te, leiden wij af dat hij zich nu met name op de hoogte heeft willen stellen van de
desastreuze gevolgen van de Engels-Russische invasie van augustus-november 1799-
Na de plotselinge dood van Brunings in 1805 werd Conrad zijn opvolger. Hij werd
bevorderd tot generaal-opzichter van Rijnland en verhuisde derhalve naar het fraaie
huis Zwanenburg te Halfweg, een "filiaal" van het hoogheemraadschap Rijnland. Op
20 januari 1807 verkreeg hij tevens de rang van Inspecteur-Generaal van de Waterstaat,
waardoor hij op 37-jarige leeftijd aan het hoofd kwam te staan van het gehele water
staatscorps van het Koninkrijk Holland. Enkele weken tevoren was hij door koning
Lodewijk benoemd tot ridder in de Orde van de Unie. Hij heeft deze hoge functie niet
lang mogen bekleden, want op 6 februari 1808 overleed Conrad op Zwanenburg aan de
gevolgen van roodvonk.
Wat is de betekenis van Conrad geweest?
De lofredenaar Johannes Hendricus van der Palm heeft Conrad regelrecht de hemel in
geprezen.6 Er is echter ook een meer kritische beoordeling mogelijk, nog afgezien van
de omstandigheid dat waterbouwkundigen het over concrete projecten hoe dan ook
lang niet altijd met elkaar eens waren. J.C. Ramaer (1852-1932), die vanaf 1917 een
soortgelijke functie als Conrad bekleedde, vond het als waterstaatshistoricus niet een
voudig om Conrads verdiensten naar waarde te schatten. In feite oefende Conrad twee
ambten uit en Ramaer vond dat hij vanwege zijn functie bij Rijnland te veel rekening
heeft gehouden met de belangen van de Noord- en Zuidhollandse grootgrond
bezitters.7
Op Ramaers oordeel valt echter wel iets af te dingen. Conrad vervulde slechts
gedurende een paar jaar dezelfde dubbelfunctie op nationaal en Rijnlands niveau als
zijn voorganger Brunings. Jarenlang heeft hij in de schaduw van diens overheersende
persoonlijkheid geleefd en gewerkt. Wij hebben niet de indruk dat hij hieronder
gebukt ging. Integendeel, hij betuigde meermaals dat de oude Brunings als een vader
voor hem was geweest. In de drie jaar die Conrad na de dood van Brunings restten is
hij niet in de gelegenheid geweest een eigen stempel op de Nederlandse waterstaat te
drukken.
4