door de Engelsche verbrand waaren, leverde een treurige vertooning voor ons op. Het
afgebrande gedeelte ter lengte van omtrent 320 voeten was, behalven een nieuwe
verdeeling, voor/69.000 aanbesteed te herstellen. En bij den brand was er ten minsten
voor een tonne gouds aan hout verbrand, zo dat de brandschaade op tenminste twee
tonnen schats begroot wierd.88 De stad heeft voor het overige geen bevallig aanzien.
Aan de haven, waar over een groote dubbelde valbrug ligt, was eene batterij aangelegt,
als mede aan de Oostzijde der stad, om het acces langs den dijk en van de zeekant te
defendeeren.
Wij retourneerden over de kermis naar ons logement en hadden het genoegen de wel
vaart van den Noordhollandschen boer in hunne moedige paarden, waarmeede zij voor
hunne chaisen huiswaards keerden, te zien uitblinken.
Nu kwaamen wij weer in de vreugde; de musikanten deeden hun best om het volkje bij
elkander te krijgen en te houden, terwijl wij ons soupé nuttigden. Tot dusverre waaren
wij op de reis gewoon geweest na het soupé als bedaarde menschen naar kooij te gaan,
doch hier vonden wij een streep in deeze rekening. Naar bed gaan, ja dat konden wij
zeeker doen, maar om geduurende een vrolijken boerendans op de eerste verdieping
van het huis te slaapen, zoude wij een goede dosis opium nodig gehad hebben. Er was
derhalve niets beeters op, als om ook van de vrolijke parthij te worden, zo gezegt zo
gedaan. Bij onze entré in de danszaal met een brandend pijpje, vonden wij het orchest
uit drie musikanten bestaande, wakker bezig om de boeren de lust tot danssen op te
wekken. Het gezelschap was op dat moment niet groot, maar voor ons ten uitterste
interessant. Een boertje van 61 jaaren oud, met beslikte schoenen, graflinnen lange
broek, bruin pije rokje aan, met sluike hairen door een luiffelhoedje gedekt, ving met
een lange dampende pijp in den mond met zijn meisje den dans aan. Alle zijne passen
met stampen en slijpen waaren schilderachtig boers, en naïv. Welk eene schil
derachtige vertooning, door het bijwerk van een dronken voorover op tafel liggende
boer, in den hoek van de kamer en voorts door onderscheiden groepen van trekke
bekkende boeren met hunne meisjes niet weinig verlevendigd wierd.8'Deeze wel
geweldige, doch tevens eenvoudige vrolijkheid der landbewooners ons niet vervee
lende, staaken wij nog eens den brand er in. Een der musikanten die de directie over de
danszaal scheen te hebben, naar beneden geweest zijnde, kwam boven met het geroep
"daar komt nu het gespook al aan" en niet lang daarna was de kamer opgepropt met
menschen. Nu begon het er te spannen, ieder zogt zijn meisje en daar mee was de
geheele kamer in beweging, dat het dreunde. Zo duurde dit al voort tot dat wij eindelijk
voldaan uit het gezelschap ons zonder eenige de minste complimenten absenteerden
en ons op onze kamer te bed begaven, daar wij nu en dan door een vrolijke schreeuw
of de statieuse stamp van een boer wel gewekt wierden, doch over het algemeen geno
men nog een vrij goeden slaap deeden.
"Wij reeden langs den dijk naar Wervershoo/
en vandaar naar het tolhek te Hoogcarspel"
Het Medemblikker tolhuis te
Hoogkarspel aan het begin van de weg
naar Medemblik. Pen- en penseelteke
ning naar C. Pronk, ca. 1780.
Reeds op 9 september 1799 verschenen de eerste
Engelse troepen in Medemblik. Nadat op 7 oktober
was besloten tot een algehele terugtocht op de Zijpe,
brachten zij snel de voorraden uit de marinemagazij
nen aan boord van hun schepen. Daarna werden de
gebouwen en twee voor de wal liggende fregatten
gevuld met brandbaar materiaal. Toen op n oktober de
troepen van Daendels de stad naderden, ging alles in
brand en scheepten de Britten zich in. Daarna
beschoten zij vanaf hun oorlogsbodems de stormen
derhand door de Bataafse troepen bezette stad. De
Bataafse soldaten wisten gelukkig de branden snel te
doven (BriefFies, 1999).
De reizigers ervaren dit amusement als pittoresk en
interessant. Conrad komt veel positiever over dan de
naargeestig moraliserende patriot Ysbrand van
Hamelsveld (1743-1812), predikant te Durgerdam,
Grootebroek, Goes en weer Durgerdam, die in zijn
boek De zedelijke toestand der Nederlandsche Natie
over boerenkinderen opmerkte dat die enen dom en
onkundig [blijven] als het nee, daar zij mede
nerkeeren". Elders heeft hij het nog over "Veele land
lieden die in kunde en gebruik nan nerstand niet bonen hun
redenloos nee uitmunten, maar zeijsdoor hetzelne, in neele
geuallen, overtroffen worden!" (Van Hamelsveld, 1791, pp.
203, 521, zie ook Nieuwenhuis, 1986, pp. 138-139, 157-
164).