Ikti
kort agter den zeedijk die op de meeste plaatsen met een wier-riem en verdere werken
gedekt word, gelegen is, om het gewoone rijdtuig van Texels kermisgasten, een
boerewage met twee paarden, waarbij de koperen rammelaars zelden vergeeten zijn, te
bestellen, en wandelde voorts op het voetpad langs de vaarsloot voor de waterschuiten
naar de woonplaats van de Heer Den Berger.6"
Wij konden ons niet verbeelden op Texel te zijn toen wij dit landgoed al naderende,
hetzelve zeer aangenaam gesitueerd vonden. Ongelukkig troffen wij de Heer den
Berger onpasselijk, doch dit belettede hem niet om ons alle mooglijke vriendschap te
bewijzen en ons in het oogmerk onzer reise behulpzaam te zijn. Vóór het proper en
zeer zindelijk gemeubileerde huis van Den Berger6', waarin wij onder anderen een
kamer in een vreemden zeer deftige smaak gestoffeerd vonden, staan twee pompen op
de waterput, die het drinkwater voor veele bewooners van het eiland maar inzonder
heid de provisiën voor de scheepen fourneert. Het water uit deeze put heeft deeze bij
zondere eigenschap dat het in de leggers op de scheepen eerst gist en na bezonken te
zijn, goed drinkbaar is en voorts bij aanhoudenheid blijft, om welke reeden het ook
sterk door de zeevaarenden gezogt word, 't geen daar uit alleen kan nagegaan worden,
dat in tijden dat de scheepvaart open is, deeze waterput jaarlijks 3 a 4000 gulden tot
een fonds voor het weesthuis opbrengt. Zestig a 80 leggers6" water kan deeze put
daaglijks fourneeren. Het transport geschied langs een breede sloot in kleine vaar
tuigen naar de haven, alwaar de leggers door een overhaal of wind-as in de buiten
haven in kagen, ligters of Iootsschuiten overgelost en zo naar de zeescheepen vervoerd
word. De schaapenfokkerij is op dit eiland zeer aanzienlijk, maakende het
hoofdbestaan der landlieden uit; naar gissing waaren er doorgaans 30 a 40 duizend
stuks. Ider schaap geeft jaarlijks doorgaans een voordeel van 9 gulden, dat is één lam 't
geen van de twee die ze doorgaans werpen,
verkogt word:
de wol:
de kaas"5
samen
Zo dat een boer naar deeze of soortgelijke berekening de staat van zijn bedrijf opmaa-
ken kan.66
Onder een aangenaam onderrichtend discours met Den Berger arriveerde intussen ons
Texels rijdtuig voor het huis. Wij draafden de wel aangelegden tuin en boomgaard
(want ziet de tijd was kostelijk) achter het huis nog eens om, en na de opperkleederen
"Wij draafden de wel aangelegden tuin en boom
gaard achter het huis no^j eens om". Plattegrond
van de tuinen van Brakestein, het landgoed
van Leendert den Berger, waarschijnlijk door
hemzelf vervaardigd.
62. Leendert Den Berger woonde zijn hele leven op Texel.
In 1760 werd hij tot opziener van Vlieland en
Terschelling aangesteld en twee jaar later eveneens van
Texel. Zijn vader had voordien de laatstgenoemde
functie vervuld. Den Berger was van jongs af aan
vertrouwd met de stromingen in het gebied en de
kustverdediging. In 1795 vervulde hij 13 functies in de
militaire en waterstaatkundige sfeer. Ondanks het feit
dat hij een felle Orangist was, wist Den Berger zich na
1795 op grond van zijn algemeen erkende
deskundigheid toch te handhaven. Den Berger overleed
begin april 1802 op Brakestein, waarover hieronder
meer (Schoorl, 1999-2000, dl. 2, pp. 337, 409, 492;
Van der Vlis, 1949, pp. 157-158; idem, 1975, pp. 171,
172; Van Schaik, 1984, p. 38).
63. Bedoeld is het landgoed Brakestein ten westen van
Oudeschild. Den Berger kocht het in 1776 en maakte er
een typisch 18' eeuwse buitenplaats van met een mooie
in Franse stijl aangelegde tuin. Hij liet verder de
Schilsloot, oostelijk van Oudeschild, aanleggen
teneinde de watervaten gevuld uit de putten bij zijn
buiten beter af te kunnen voeren. Dit is de zojuist
genoemde "vaarsloot voor de waterschuiten" (Van der
Vlis, 1975, pp. 134-138,171-172).
64. Een legger of voedervat mat ruim 900 liter.
65. De groene schapenkaasjes van Texel waren befaamd
tot diep in de 19' eeuw. Door het stremsel werd wat
verdunde schapenmest gemengd en soms verfden de
boeren de kaasjes ook wel met peterseliesap (Allan,
1856, p. 20; Van der Vlis, 1975, pp. 337-338; Grabner,
1792, pp. 49. 50).
66. Een dergelijke berekening is ook te vinden bij Grabner,
1792, p. 50. Hij komt op een totale jaaropbrengst van
242.000 gulden. Uitgaande van de gegevens van onze
reizigers komen we op een jaaropbrengst van 270.000
a 360.000 gulden. J. Goldberg, op 31 mei 1799
aangesteld tot Agent van Nationale Oeconomie,
raamde in 1800 de wolopbrengst op 130.000 a 140.000
pond (Algemeen Rijksarchief, verzameling Goldberg
inv.nrs. 29, 42).
3.10
2.10
3.00
9-
w very ri..1 n-
liftAAKt:x y,tkk.v
jtlMVn *;is
IM f.'.-niTnt
fc.. m,
k'.fc
1 HHA llDlilllAV 11111
V/r'wlmJamTW'WTMlWWr'¥wWË99
rm 0
- 1 - - 1 i-
20