transportschip 't geen in den gepasseerden jaare daar gestrand was." Het dorp Huisduinen vonden wij slecht gebouwd en in alle opzichten zeer morssig. De mesthoopen onder de raamen der wooningen et cetera, deed het bij sommige der Westphaalse dorpen vergelijken.6" Een luchtige wind op Kijkduin 't geen wij met eenige moeiten beklommen, verfriste ons, en van daar beschouwden wij de positie die de Engelschen genomen hadden om De Helder aan de landzijde in staat van defensie te stellen, door één batterij op Kijk duin; voorts 2 batterijen op de duinen, de redout bij 'tweeshuis en nog één batterij Westwaards op de Sluisdijk. Wij retourneerden voorts van daar over het binnen-voetpad naar Den Helder, deeden een visite bij onze paarden die wij reeds ter ruste vonden, doorwandelden Den Helder welk dorp volkrijk, niet bestraat en dat eene slegte passagie heeft, en vonden in ons logement Zeeburg 's avonds nabij 10 uuren alles gereed om onze door de gedaane wandeling ledige en hongerige maagen door een goed soupé wat werk te verschaffen,'t geen ook onder het doen van cathechisatievraagen wat er deezen dag al gezien en ondervonden was (want wie zou anders alles zonder hoofdbreeken hebben kunnen onthouden), uitneemend wel gelukte, terwijl het plan voor den volgenden dag ontwor pen, en de schipper voor de reis naar Texel besteld zijnde, eindelijk deezen dag met naar kooij te gaan, afliep. 's Nachts woeij het met buyen zeer hard, zo dat terwijl de droomers zich reeds op Texel bevonden, de niet slaapende wanhoopte om dit geliefkoosde plan van de reis te zullen kunnen uitvoeren. Doch het was of het geluk ons overal verzelde; de dag aanbreekende bedaarde het weer en de vierde dag onzer reise, den ioe Junij, begon met vrolijk opstaan, en ons tot den overtogt gereed te maaken. Wij troffen een zeer zeldzaam schoone gelegenheid tot dit zeereisje. Met de vloedstroom zeilde wij met een loots- schuit, en een stijve Noord-Noordwesten wind, 's morgens ten half acht uuren uit het Nieuwediep, cours zettende naar de haven van het Oude Schild. Het weer was guur, doch wierd nu en dan door een aangenaame zonneschijn vervrolijkd. Wij zeilden met genoegen op de rhee, alwaar verscheiden scheepen geankerd lagen en zagen van vooren het Hoorntje, alwaar voor eenige jaaren een zeewerk of hoofd gelegen had en met groote kosten onderhouden wierd, doch op advis van onzen waardigen vriend Brunings was geamoveerd geworden en waarvan men sints dien tijd behalve het spaaren van kosten, de heilzame gevolgen voor de werken aan de zijde van Den Helder en zovoorts, ondervonden had.6' Binnen een uur tijds na het afvaaren waaren wij in de haven van het Oude Schild bin nen. Wij heeten elkander welkom op het eiland, recht hartelijk verblijd zijnde dat deeze togt zo goed gelukt was.Wij vertoefden op dit dorp 't geen voor het grootste gedeelte Vóór het...huis uan Den Berger staan twee pompen op de waterput". De waterputten op Brakestein werden verpacht door de regenten van het weeshuis van Den Burg. Daarom noemden men ze de wezenputten. In 1787-1797 brach ten de putten jaarlijks gemiddeld 2.170 gul den op. Gravure door T. de Roode naar P. van Cuyck, 1789. 19 59. Tijdens stormachtig weer werden begin september 1799 diverse Engelse en Russische schepen op de Helderse kust gesmeten. De Brits-Russische troepen hadden het genoemde Russische schip zelf al groten deels gesloopt om met het hout de ovens van de veld- bakkerijen brandende te houden (Krayenhoff, 1832, pp. 255-256. bijlagen pp. 155,157,173). 60. Zie over de morsigheid in Westfalen Grabner, 1792, pp. 374-375. Grabner was een Duitser die hier als lui tenant diende. Hij sneuvelde tijdens de invasie. Dat Huisduinen er weinig florissant bijlag valt uit de neer gang van de walvisvaart, de aantrekkingskracht van het opkomende Den Helder en de stremming van zeevaart en visserij na 1795 gekoppeld aan de maandenlange bezetting door het Brits-Russische leger goed te ver klaren. In 1829 overwoog de provincie zelfs aan de inwoners voor te stellen allen naar Den Helder te ver huizen en het dorp te laten vervallen (Dekker, 1875, p. 39; Schendelaar, 1999, pp. 128-129). 61. Gedurende de i8c eeuw was er voortdurend aan de kustverdediging van het door uitschuring bedreigde Horntje gewerkt. Door veranderingen in de stroming werd dit punt steeds moeilijker houdbaar. Brunings en A. Ding(e)mans (1748-1833), oppercommies van Walcheren, adviseerden in november 1792 de geldver slindende werken aan het Horntje op te geven. De Gecommitteerde Raden namen dit advies over (Schoorl, 1999-2000, dl. 2, pp. 328-332, 370-380, 392; Van Schaik, 1984, p. 35). De in 1781 op het Horntje gebouwde kustbatterij was tegen 1796 al twee keer in zee gespoeld. Krayenhoff meldde in 1799 dat hij weer ieder moment in zee kon verdwijnen (Atlas, p. 41).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2000 | | pagina 19