Een uitgestrekt gezicht heeft men op dat duin van Callantsoog langs onze kust en over het dorp 't geen geheel in een valley gelegen is, in Noord-Holland. De felle wind deed ons niet lang op dit duin vertoeven,maar wij daalden spoediger naar beneden dan wij geklommen waaren, naar het logis onzer paarden die ons verder door het dorp langs onderscheiden binnenwegen door de laage weilanden loopende, naar de Groote Keten brachten. Wel goejendag men Heer de sinjeur zei de vrouw van 't huis zo draa ze Conradje zag, en meteen waaren wij allen geïntroduceerd bij de gedienstige vrouw, die ons niet alleen van al het nodige voorzag maar ons ook door veele anecdotes onder anderen wegens de verregaande morssigheid der Russische soldaten wilde vermaaken.44 Haar huis, een net zindelijk boerenbedrijf hadden wij het genoegen van te bezichtigen en wij verlieten dit huis daar onze paarden ook een goede stal en best voeder gevonden had den, met een hartelijk vaarwel aan de hospita die ons zo vriendelijk als eenvoudig onthaald had. Wij kwaamen voorts aan het begin van den zogenaamden dijk van Oldenbarneveld45, gelegen tusschen het Koegras aan de eene en de Noordzee, met weinige voorliggende duinen aan den anderen kant. Tusschen de Groote en Kleine Keeten is een seynpost met een telegraaf6 juist ter plaatse alwaar de landing der Engelschen op den 27 Augustus des gepasseerden jaars geschiede. Deeze plaats was te belangrijk in de histo rie onzes Vaderlands geworden, dan dat wij dezelve niet naauwkeurig zouden hebben gaan bezichtigen. Wij lieten onze paarden dan beneden en beklommen het hooge duin naar de telegraaf. Hier bezichtigde wij de situatie der landingsplaats. Op den 27 Augustus 's morgens ten 3 uuren waaren reeds veele troepen ten Noorden van de telegraaf geland, terwijl de Bataafsche jaagers in het duin langs en voor de dijk geposteerd waaren. Men informeerde ons dat bij de retraite het stuk geschut van de seinpost niet vernageld47 was geworden, 't geen de vijandelijke troepes zodraa ze deeze seinpost genomen had den, tegen ons gebruikte en daar meede veel kwaad aan onze retireerende troepes gedaan hadde, enz. Wij vonden op deeze plaats geene werken aangelegt, nog eenige arrangementen gemaakt om een landing te beletten, waarvan wij de reeden moesten overlaten aan hun die het generaale plan der defensie van de Republiek aan deeze zijde beeter verstonden als wij, die door gissingen somtijds den bal geheel zouden misslaan. Na van dit hooge duin de wijd uitgestrekte vlakte van het Koegras4" bezichtigd te hebben, verlieten wij deeze plaats die in eene ruime maate zo veele rampspoedige gevolgen voor ons Vaderland gehad heeft, waarvan reeds veele schrikbaarende tonee- len zich aan ons oog vertoond hadden, met den oprechten wensch van nimmer een zoortgelijk bezoek van vreemde troepes te ontvangen. Wij reeden voorts langs het Koegras, voorbij het weeshuis4' waar voor eenige jaaren, kort na de revolutie van 1795, een redoute door de onze aangelegt was, naar Den Helder, alwaar wij door de prompte bezorging van Conradje de stalling van onze braave paarden gereed vonden, en voorts onzen intrek namen in het logement Zeeburg op den Zeedijk, waar wij ons bij een goeden maaltijd en het vriendelijk gezicht van Marijtje wat te goed deeden en ons onderling verheugden onze reis tot dus verre zo wel volbragt te hebben. Na het middagmaal deeden wij een wandeling naar het Nieuwediep. De zeedijk is hier als een artificieele rots van buiten met zwaare Noordsche ballast gedekt, en voor dezelve liggen onderscheiden steenen hoofden tot beveiliging van denzelven.50 Op den dijk ligt eerst een retranchement, voornaamlijk zo het ons voorkwam, dienende om het acces langs den dijk naar het Nieuwediep te defendeeren. Ook waaren er eenige stukken naar het Marsdiep gericht. Voorts heeft men de batterij de Ondeelbaarheid, verdeedigende hier het vaarwater in 't Marsdiep. Terwijl de batterij de Unie verder naar het Nieuwediep gelegen met een gloeyoven" voorzien, zowel oost- als westwaards ten zelfden einde scheen ingericht te zijn. Aan het groote Wierhoofd genaderd, beschouwden wij met verwondering het gebruik van het wier, waarvan eene uitvoerige beschrijving door J. F. Martinet te vinden is in de werken van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem, 20e deel, 2e stuk." Wij gingen tot op het groote wierhoofd"; 't was in 't sterkste van den vloed, met een Noordwesten wind die hevig doorwoeij en beschouwden van deezen uithoek de werking van den stroom op de mond van het Nieuwediep, zijnde de steenen dam aan 16 44- Over de vuilheid van de Russische soldaten schreef James Anthony Gardner, eerste luitenant op het voor het transport van de Russen naar Holland ingescha kelde troepenschip "Blonde", onder andere: "The men were the most jilthy I ever met with" en "1 have positively seen them pick the vermin off one another's jackets, which they ivould eat ivithout ceremony". Over een bepaalde kapitein merkte Gardner nog op dat deze never pulled his boots off the ivhole time he ivas on board(Vesey Hamilton, 1934, p- 207). 45. De genoemde dijk werd in 1610 aangelegd door de ste den van het Noorderkwartier en Amsterdam en ver bond Huisduinen met Den Helder. Landsadvocaat Van Oldenbarnevelt drong sterk op de later tot een duinen rij verstoven dijk aan en daarom kreeg hij diens naam (Schoorl, 1973, pp. 342-347). 46. Het betreft seinpost nr. 15. 47. Het slaan van een nagel of spijker in het zundgat van het kanon. Hierdoor wordt het onmogelijk een lont bij het kruit te brengen en het kanon af te vuren. 48. Het Koegras of Buitenveld was een gebied van slikken en schorren dat pas in 1817 bij de aanleg van het Noordhollands Kanaal werd bedijkt. Het was in gebruik voor het weiden van schapen en jong vee (Belonje, 1974). 49. Bedoeld is het weeshuis van Den Helder en Huisduinen. Het werd op 21 december 1813 in brand gestoken door een bende kozakken. Hun aanwezig heid hing samen met het feit dat admiraal VerHuell in Den Helder van november 1813 tot mei 1814 nog trouw bleef aan Napoleon. Ter vervanging van het verbrande weeshuis stichtte men in 1850 een nieuw te Den Helder (Korff, 1958, p. 104; Turksma, 1991, pp. 76-86; Bakker, 1993. pp- 73-83) 50. De door sterke stroming en uitschuring bedreigde kust bij Den Helder werd in de loop der tijd zwaar versterkt met steenglooiingen en hoofden (Schoorl, 1973, pp. 268 e.v.; Korff, 1958, pp. 32-38). 51. Dit waren gemetselde ovens of fornuizen voor het gloeien of harden van kanonskogels. Naar aanleiding van Krayenhoffs voorjaarsrapport werd in juni 1799 besloten tot de bouw van drie ovens a réverbère (ovens gebaseerd op het principe van weerkaatsing van de hitte), een in de batterij de Unie, en twee in de Revolutie (Koolemans Beijnen, 1891-1895, pp. 221- 222). 52. Martinet, 1781. Wier, destijds ook wel zeerui of zee-eik genoemd, is de verzamelnaam voor diverse soorten zeegras waarop vooral door wiervissers van Kolhorn en Wieringen werd gevist. Bij verwerking werd het wier taai en elastisch en gebruikte men het in dikke pakket ten samengeperst in zeedijken. Deze wierriem werd weer beschermd en bij elkaar gehouden door een kreb- bing, een constructie van steekpalen en dwarsbalken. De ruimte tussen wierriem en krebbing was opgevuld met een laag van door zware Noorse en Deense steen bedekte sparren. 53. Dit stak aan de westzijde van het Nieuwdiep in zee uit.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2000 | | pagina 16