toescheen in gevalle de landen tusschen den slaaperdijk en de zanddijk geïnundeerd waaren, het avenu langs den zanddijk en strand te moeten dekken.2® We reeden voorts dwars over den zanddijk en voorts langs het strand naar Petten. Een frisse koelte uit het Noord Noord- Westen maakte het op het strand vrij koel, doch zulks verhinderde niet dat wij ons op dit weleer zo gevaarlijk plekje lands verheugden over de uitmuntende réussite van alle de werken welke men ter beveiliging van deeze zwakke en slechts uit zand bestaande dijk had aangelegt. Vóór het aanleggen van de steenen hoofden op dit strand, verslond iedere hooge vloed een groot gedeelte van deezen dijk zodat er voorbeelden zijn onder anderen in den jaare 1792, dat de zeevloe den deezen dijk zodanig verzwolgen hadden dat er slechts een kleine driehoek van de binnendorsseering staande bleef, waardoor Noord-Holland in groot gevaar gebragt wierd.'° Doch nadat de steene hoofden die van den zanddijk perpendiculair zeewaards op het strand liggen, met de zeeweering zelve die gedeeltelijk op een rijsen berm aan de binnenzijde, door de laage en moerassige gronden ligt, voltooyd zijn, is aan het woeden der zee paaien gesteld geworden, zodat er zins dien tijd tot heden geene ach teruitwijking van den zanddijk, die anders jaarlijks geschieden moest, heeft plaats gehad, gelijk wij dan ook even vóór laag water het strand tusschen de hoofden in eene zeer gunstige situatie hoog, vlak en vast bevonden en zeer duidelijk uit vergelijking met het strand 't geen door geen hoofden gedekt is, het uitmuntend effect deezer nut tige werken bespeurden, zodat, al hadden wij niet daaglijks aan onzen bijzonderen vriend Brunings" gedacht, en van hem gesprooken, wij hier genoodzaakt zoude zijn geworden aan hem die tot de executie deezer werken zo rijkelijk medegewerkt had, met een onbeschrijvelijk genoegen te denken en ons te verheugen dat door zijne kunde het Vaderland een gewichtigen dienst beweesen was geworden. Bij de aansluiting van den droomerdijk aan den zanddijk bezichtigden wij de zeewee ring van binnen en de moerassige gronden achter dezelve geleegen, alwaar wij dan ook van het belangrijke van de zeeweering ter plaatse daar zij nu gelegen is, te houden op de volkomenste wijze overtuigd wierden. Te Petten vonden wij veele huisen beschadigd.'2 Het gemeenlandhuis was onder anderen zeer ontramponeerd." En daar de zeelucht ons niet wel had kunnen verzadi gen, namen wij voor eenige ogenblikken onze intrek in de herberg bij Cornelis Verwer, alwaar wij in het geselschap eener zieke vrouw op 't bed, niet slecht dineerden. Wij zaten vervolgens weer op en reeden door de Zijp langs Burgerweg tot aan de Ruigeweg, en laastgemelde volgende tot aan de Zijperdijk. Bij het einde van den slaaperdijk von den wij twee nieuwe batterijen aangelegt om het acces aan die zijde te defendeeren, wanneer de Zijp, en de landen tusschen de slaaper- en zanddijk geïnundeerd zijn, zijnde de sluis aldaar van boven opengebrooken om een coupure te formeeren.'4 Op de Zijperdijk tot aan de Zijpersluis vonden wij nog onderscheiden overblijfsels van Engelsche batterijen die de passage moeyelijk maakten en door hun aangelegd waaren om de Zijp te defendeeren, hebbende de Hontsbosser Vaart onder langs den dijk loopende, voor zich. Aan de Zijpersluis lag insgelijks ten zelfden einde een groote Engelsche batterij, als tweede op den hoek van de Zijp, te Crabbendam. Van dat dorp of gehugt vonden wij niets meer overig als puinhoopen, zijnde alle de huisen tot gelijks de grond geslegt, waardoor de Engelschen het accès aan deze zijde van de Zijp ver meend hebben des te beeter te kunnen defendeeren.'5 Na dit toneel van verwoesting met aandoening beschouwd te hebben vervolgden wij den Zijperdijk die beschulpt is en eene uitmuntende goede weg maakt, laatende den Eenigen Burg, op welke hoogte den 10e September door onze troupes geattaqueerd wierd, rechts liggen.'6 Behalve onderscheiden batterijen in de landen ten Oosten die wij van verre zaagen, vonden wij dat meest alle de avenues naar den dijk door batterijen van de Engelschen gedefendeerd waren geworden, waarvan de overblijfsels nog waaren liggende. Langs deeze dijk rijdende heeft men ten Westen een uitgestrekt gezigt over de Zijp, en ten Oosten over de oude landen van Noord-Holland. Op het dorp St. Maarten 't geen niet groot is, enige ogenblikken vertoefd hebbende, vervolgde wij den weg langs de oude Vriesse Zeedijk, laatende het kleine dorp Valckoogh rechts liggen. Op den hoek bij de Valckooger sluis vonden wij de overblijfsels van eene groote batterij en kwaamen vervolgens in het net gebouwde en volkrijke dorp Schaagen, hebbende van deeze zijde een schoon aanzien en goede entré langs een vaart aan beide zijden met huisen en 24. Petrus Johannes Kasteleijn (1746-1794) was een bekend apotheker, scheikundige en dichter (Molhuysen, dl. 4, kolom 825-826). De hieronder aangehaalde versregels komen uit zijn Nieuwste Poëzij, dl. 2, p. 89. 25. In de duinen bij Hargen werd fijn schuurzand gewonnen dat door het hele land in gebruik was bij steenzagerijen en glasblazerijen. Ook werd het toegepast in fijn metselwerk. Het Harger duinzand werd rond 1800 voor 2400 gulden per jaar door Domeinen verpacht. In verband met de invasie kregen de pachters kwijtschelding van de pacht som over het tweede halfjaar van 1799 (Loosjes Az., dl. 45 (1810), pp. 89-90; Regionaal Archief Alkmaar (RAA), oud-archief Schoorl inv.nr. 38). 26. Bij Camp bevond zich een kerkje, dat in slechte staat van onderhoud verkeerde. Het werd in juli 1807 voor de sloop geveild (Bremer, 1999, p. 26). 27. Langs de Slaperdijk werd op 10 september 1799 zwaar gevochten toen Franse troepen een aanval op de Britse stellingen in de Zijpe waagden. In 1986 vonden er graaf werkzaamheden in de dijk plaats waarbij beenderen wer den aangetroffen van een gesneuvelde Franse soldaat van de 72' demi-brigade (Archeologische kroniek, 1987, p. 308). 28. Tijdens deze zeeslag werd de Bataafse vloot onder vice- admiraal De Winter door een Brits eskader onder Duncan verslagen. Aan de zeeslag ging een plan vooraf om in samenwerking met de Fransen in Ierland te landen. De Ierse vrijheidsstrijder Wolfe Tone was hierbij nauw betrokken. Nadat de wind maanden lang -en tot wanhoop van Wolfe Tone- uit de verkeerde hoek had gewaaid, wer den de Bataafse troepen weer ontscheept. Toen de Bataafse vloot dan toch uitvoer leed hij na een hardnekkig gevecht bij Camperduin een gevoelige nederlaag (Bom, 1897; Fehrmann, 1969; Lloyd, 1963). 29. In verband met een mogelijke herhaling van de invasie werd het Camperduin in een waar fort veranderd. Een bat terij bovenop het duin bestreek het complete terrein (KrayenhofF, 1832, pp. 311-312). 30. In december 1792 raasden er kort na elkaar drie zware stormen over de Hondsbossche. Na de laatste storm stond de dijk op doorbreken (Aten, 1997, p. 12). 31. Christiaan Brunings (1736-1805) kwam via zijn zwager H. Draveman te Haarlem in contact met Jan Noppen (zie de inleiding bij "De gebroeders Gildemeester"), toeziener van Rijnland. Na Noppens dood in 1765 volgde Brunings hem op. Drie jaar later kwam hij in dienst bij het gewest Holland en werkte hij onder andere aan de regulering van de grote rivieren in Gelderland, die deels op kosten van Holland werd uitgevoerd. Brunings had ook bemoeienis met de Hondsbossche. Het bestuur van het Hoogheem raadschap besefte na de ramp van 1792 dat er iets moest gebeuren. Na onderzoek waarbij naast Brunings ook L. den Berger -met hem maken we dadelijk kennis- was betrokken, begon men in 1796 met de aanleg van stenen strekdammen om de afname van het strand tegen te gaan. In 1798 stond Brunings als eerste directeur van het nationale "bureau van de waterstaat" aan de wieg van Rijkswaterstaat (Bosch, Van der Ham, 1998, pp. 33-34; Van Schaik, 1984, pp. 42-44; Aten, 1997, p. 12). 32. In Petten had men ook veel te lijden gehad tijdens de invasie. De kerk zat dan weer vol met Engelsen, dan weer met Russen. Pas op 17 december 1799 kon er weer worden gepreekt (Belonje, 1930). 33. Zie voor een beschrijving van de vernielingen en een opgave van alle vermiste goederen Schilstra, 1999. 34. De genoemde batterijen maakten eveneens deel uit van de na de invasie aangelegde verdedigingswerken. De eerste, zeer zware batterij lag op de hoek Slaperdijk en Zijpse dijk en was voorzien van twee vleugels. Enkele honderden meters verderop lag op en achter de Slaperdijk nog een tweede batterij voor zes stukken (KrayenhofF. 1832, p. 310). De polders hier stonden al blank nadat Britse troepen op 10 september 1799 de watermolens -vijf in totaal- hadden platgebrand. Uit Conrads opmerking blijkt dat dit goed in de defensieplannen paste en mogelijk kre gen de ingelanden hierom pas in 1803 een lening om de molens te hebouwen (Bremer, 1999, pp. 44-45, 77-79)- 35. Tijdens de slag van 19 september 1799 v>el Krabbendam al snel in Engelse handen. Bataafse troepen probeerden tot vier maal toe het dorpje te heroveren. Dit mislukte, onder meer omdat de Britten enkele kanonneerboten ter plaatse hadden. Tijdens de beschietingen liep het plaatsje zware schade op. Twaalf huizen werden met de grond gelijk gemaakt. Van de rest was het interieur uitgebroken, de ruiten meest kapot en overal zag men kogelgaten in de muren (Bremer, 1999, p. 76). 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2000 | | pagina 13