3 Troepen op weg naar hun kampement met geroofde koeien, schapen en geiten. Rechts wordteen koe geslacht. Ets uan J.C. Bendorp naar D. Langendijk. JBÊljÉL De inscheping uan het Brits-Russische leger. Eind nouember 1799 uerlieten de laatste schepen de rede uan Texel. Anonieme ets, met adres uan A. Blussé et jüs te Dordrecht. door gedrongen en de toestand is zeer onzeker. Een groot aantal versterkingen zijn of worden in allerijl aange legd. Op een 4-vels kaart van Uitwaterende Sluizen, kort tevoren gevorderd, staan ze met rood en geel ingetekend tussen Wijk op Zee en Purmerend. Er zijn gefortificeerde posten bij, batterijen, redouts, alle voorzien van stukken geschut, van lichte 3-ponders tot zware 24-ponders, bijna 200 in totaal. Acht- a tienduizend man zijn nodig voor de bezetting. Wel was alles nog niet klaar door gebrek aan ingenieurs, maar het beeld is zeer dreigend, vooral door de aangegeven inunda tieplannen. Zo staan de hele Beemster en Purmer op de nomina tie. Voor de Zijpe was men te Iaat anders was de polder meteen bij de eerste landing onder water gezet. Zouden ze dat in de Zijpe beseft hebben, vraagje je af. Na de tweede slag bij Bergen op 2 oktober moest het Frans- Bataafse leger wijken voor de Engels-Russische druk. Het betrok een nieuwe linie tussen Noordzee en Alkmaardermeer. De Franse opperbevelhebber Brune vestigde zijn hoofdkwartier te Beverwijk. Vier dagen later barstte de strijd rond Castrieum nog eens los. Het gebulder van de kanonnen vormde voor de Bataafse genisten in Purmerend het signaal om bevel te geven de spade in de dijken te steken. De Beemster, de Purmer en tus senliggende polders liepen langzaam onder. De Heerhu- gowaard en de Kerk- en Woudmeer in het Geestmerambacht waren al na de slag bij Bergen van 19 september geïnundeerd. Volgens een ooggetuige liepen de koeien in die twee laatste poldertjes nog in de wei toen de dijken werden doorgestoken... Over de toestand in het noorden wordt minder vermeld. Daarover komen we later pas meer te weten van overste G.J. Ie Fevre de Montigny. Op 6 februari 1800, dus enkele maanden later, schrijft hij zijn ervaringen en voorstellen op. Hij was in het begin van de inval de commandant geweest van een versterking op het kruispunt Zanddijk (Hondsbossche) en Dromerdijk. Hij stond er bij en zag hoe twee Engelse fregatten niet ver van het strand de werkzaamheden observeerden zonder tot actie te komen. Daarvoor waren ze te ver weg. In 1800 zag hij alles duidelijk in: "...bij de laatste invasie der Engelse en Russische troupes dat niet alleen een geringe zeemacht uoor Callantsoog en de zanddijk genaderd is, maar zodanig een talrijke uloot roaaruan bijna geen voorbeeld in de historiën kan worden aangevoerd, de welke zich nabij het strand geposteerd had dat zij de landing van hunne troupes door het kanon en houwitsers zodanig beschermden dat het onmogelijk ware, zeljs voor geen enkele mensen op het vlakke strand voor de duinen zich op te houden, laat staan dat men daar enige manoeuvres zou kunnen hebben verrichten. Tenzij men door superieure landmacht de momentlijk gelande vijand met de bajonet had kunnen aantasten..." Komt het daar weer tot een landing, dan moet de Zijpe meteen geïnundeerd. Montigny geeft duidelijk aan waar en hoe dit dient te geschieden.De post bij Camperduin monteren met 14 stuks zwaar kaliber geschut en 8 houwitsers. De vuurmonden zijn opgelegd in 's Lands arsenaal in Hoorn. De post Slaperdijk- Zijperdijk van 9 kanons van 12 pond te voorzien. De post Oude Sluis dient ook zwaar te worden versterkt, alsook de reserve- post er achter. De weg naar Medemblik is dan voldoende beschermd. 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1999 | | pagina 15