Bittere tranen In 1806 zou blijken dat secretaris-penningmeester G.C. van Vladeracken, die fraude had gepleegd -op dit moment nog niet bekend- juist die boeken en leggers als vermist had opgegeven, waaruit helder zijn schuld zou zijn gebleken. Het bestuur had al langer het vermoeden dat er iets niet klopte, maar ging pas tot actie over toen er in 1805 een nieuw Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap werd afgekondigd. Dat schreef regelmatige kascontrole dwingend voor. Begin mei 1806 vond de eerste inspectie plaats. Men trof slechts twee zakjes gevuld met 800 a 900 gulden aan terwijl er volgens de rekening 37.418 gulden en 3 stuivers in kas moest zijn. De bittere tranen wenende Van Vladeracken kreeg nog een paar weken de tijd om het tekort aan te vullen, slaagde daar niet in en werd op 24 mei 1806 ontslagen. Voordat hij in gijzeling kon worden genomen, vertrok hij met de noor derzon. Tot overmaat van ramp bleek Van Vladeracken ook nog zijn landgoed Schuylenburg bij Wimmenum vlak voor zijn vertrek voor 10.000 gulden aan zijn borg te hebben overge daan. De pachtboer kreeg de boerderij aldaar van hem cadeau. Nu had men het Van Vladeracken ook wel erg gemakkelijk ge maakt. In goed vertrouwen hadden dijkgraaf en hoogheem raden namelijk een groot aantal obligaties op voorhand gezegeld en getekend en aan de secretaris-penningmeester gegeven. Van Vladeracken gaf ze uit, maar stak het geld een voudig in zijn eigen zak. Nadat men alles zo goed mogelijk had uitgezocht, bleek het totale tekort meer dan een ton te belopen. De borg vereffende tenslotte 10.500 gulden en na diens dood in 1811 betaalden de erfgenamen in 1813 nog eens 9.500 gulden uit. Wèl onder druk van een lang en slepend pro ces. Dat was het verslag van 22 november. De heren gaan meteen ter plaatse "oculaire inspectie" nemen. De eerste opdracht is dan het doen slechten van de batterijen, het vullen van de sleuven en het inkopen van stro om er haastig Soldaten in hrt^emeenlandshuis. Tekening doorH. Tol. UitJ.J. Schilstra, De Hondsbossche (Alkmaar 1981). Op 19 september 1799 kwam het tot/elle huis aan huis gevechten in Bergen tussen Frans-Bataajse troepen (links) en Russen (rechts). Ets door C. Brouwer naar D. Langendijk. de zeewering mee te beplanten vóór de wind en de stromen het zand zouden verplaatsen. Ver kwam men niet, want al bleven stormen uit -"God zij geprezen"- de vorst hield lang aan. Verder moesten natuurlijk de stenen van de hoofden weer op hun plaats worden gelegd, rijs en hout ingekocht, de Slapersluis afgedamd en vernieuwd... Haast was geboden. Wat moest er aan en zelfs met het gemeenlandshuis gebeuren? Vermeld staat het opruimen van huis en erf, in de eerste plaats van het kamertje van de kastelein en de zogenaamde bakoven. Alles moest weer bewoonbaar worden gemaakt, de schade opgenomen en voor de vergadering van 20 december rapport uitgebracht. Wij wandelen het gebouw rond en zien het comptoir, de kookkeuken, de bakkeuken en de gang, het grote voorhuis, het secretariskamertje, de kamer van Haarlem, de dijkgraafkamer met annex kasten, de grote zaal, de spijs- of winterkamer en het landmeterskamertje. Verder, op de eerste zolder de kamer van Hoorn, Medemblik, Enkhuizen, Amsterdam, Alkmaar, de heemradenkamertjes, die van de Vier Noorderkoggen en Geestmerambacht en de mangelkamer. Genoteerd staan ook het pomphuis en het achterhuis, de kelders, de grote en de kleine stal, de hooizolder, de kapschuur, het huis buiten met alles wat er bij hoort. Wat een gebouw! En wat een schade, die wij in elk vertrek opnemen... C. de Jong, verver in Petten, stuurt op 13 december een rekening in van 1.299 voor schilderwerk. Daar komt dan nog de vervanging bij van honderden ruitjes, die het bestuur alleen al op ƒ4.360 komt te staan... Wat moest er op langere termijn worden gedaan? Het pand was bijna geheel geruïneerd en uitgesloopt, ofschoon de bouwval lige toestand vóór die tijd ook al ter sprake was gekomen. 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1999 | | pagina 11