V
opvattingen en standpunten werden genuanceerd dan wel
geheel ter zijde werden geschoven. Daarnaast kwam menige
verrassende correctie voort uit Schoorls uitgebreide kennis van
zeestromingen en andere constanten die in de natuur aan de
Nederlandse kust werkzaam zijn en waren. Twee aspecten die
duidelijk herkenbaar zijn, ook in de studies die Schoorl wijdde
aan de vroegere geschiedenis van de dijksystemen tussen Camp
en Petten.
Wetmatigheden
Zijn brochure over de Rijndijk, de tweede uitgave van de Kring
van Vrienden van de Hondsbossche uit 1983, opende Henk
Schoorl met de constatering, dat G. de Vries Azn. zich in de
vorige eeuw in zijn werken over het desbetreffende kustgebied
weliswaar grote moeite had getroost om een schat aan archief
materiaal te verzamelen, maar dat hij er niet in geslaagd was 'tot
een duidelijke voorstelling en reconstructie te komen van de
processen die zich aan dit kustgedeelte hebben voorgedaan'.
Schoorl stelde daartegenover dat het mogelijk moest zijn om
'aan de hand van de gegevens van De Vries en andere bronnen'
de ontwikkeling tussen 1296 en 1466 te reconstrueren. Zijn
reconstructie blijkt dan onderdeel van een veel groter geheel.
Kern van Schoorls visie op de kustontwikkelingen was namelijk
het zijns inziens overheersende belang van een sterke diluviale
concentratie in de regio Texel-Vlieland-Wieringen. Daar lag het
steunpunt, het 'ophangpunt' zoals hij het noemde van de
kustlijn zuidwaarts en oostwaarts. Het is deze 'convexe
kustboog', bestaande uit de Kop van Noord-Holland en de drie
waddeneilanden Texel, Vlieland en Terschelling die Waddenzee
en Noordzee van elkaar scheiden. Met uitzondering van
Terschelling, dat opgebouwd werd uit erosiezand afkomstig van
Vlieland, is de kustboog tot stand gekomen door een
Pleistoceen hooggelegen gebied, waartoe buiten genoemde
eilanden en kustgebieden ook de onderzeese banken De Stenen
(Vlieland Roughs) behoren.
De Kop van Noord-Holland sloot nog in de Middeleeuwen op
dit diluviale gebied aan en wel via een lange smalle 'schoorwal'
die zich onder invloed van het diepe Zeegat van Bergen in een
grote boog ver naar het westen uitstrekte. Aan de noordelijke
ingang van het Berger Zeegat ter hoogte van Zanegeest ging de
schoorwal over in een west-oostelijk gerichte strandwal. Deze
schoorwal nu is in de loop van de Middeleeuwen sterk aan
erosie en afvlakking onderhevig geweest. De kustlijn werd
teruggedrongen en drie nieuwe zeegaten, Zijpe, Heersdiep en
Marsdiep, creëerden de waddeneilanden Huisduinen en 't Oge
(Callantsoog). Op veel plaatsen hebben na ca. 1000 Jonge
Duinen het strandwallengebied en de Oude Duinen overdekt.
Dat de afvlakking van de Noord-Hollandse kust boven Bergen
ernstige gevolgen zou hebben voor het direct aansluitende kust
gedeelte laat zich raden. Het waren grootschalige verschijnselen
die aan de basis lagen van de kustontwikkeling als geheel.
In 'Zeshonderd Jaar Water en Land', Schoorls tot nog toe
belangrijkste boekwerk, wijdt hij aan dit fenomeen een zestal
heldere reconstructies, die de periode omvatten van ca. 800 tot
ca. 1550 Op de Archeologische Kaart van Nederland, kaartblad
Hollands Noorderkwartier ca. 1350 (in 1988 gereedgekomen),
is Schoorls visie op de middeleeuwse Kop van Noord-Holland
schitterend weergegeven. De 'Kop van Schoorl' is inmiddels
algemeen geaccepteerd.
Het Zijper Zeegat en de Hondsbossche
Deze veelomvattende ontwikkelingen stonden niet alleen.
Schoorl signaleerde bovendien bepaalde verschijnselen die zich
bij ieder zeegat afzonderlijk voordeden. Langs de hele
kuststrook van West-Nederland kan men, aldus de auteur als
gevolg van getijstromingen signaleren dat zeegaten de neiging
hebben zich zuidwaarts te verplaatsen. Aan de noordzij groeit
daarentegen land aan doordat de banken van de buitendelta
zich aan de kust vasthechten. Dat verschijnsel deed en doet zich
bij het Marsdiep, bij het inmiddels verzande Heersdiep, bij de
Zijpe en verder tot in het Westland bij de Maasmonding.
De geleidelijke zuidwaartse verplaatsing van het Marsdiep ging
gepaard met landwinst aan de Zuidtexelse kust. Doordat echter
sinds het echter sinds ca. 1750 gelukt was de kust bij
Huisduinen-Den Helder met dijken te behouden, verloor de Kop
van Noord-Holland veel van zijn betekenis als zandbron.
De druk op Den Helder bleef echter.
Beantwoordend aan dezelfde wetmatigheid zou volgens Schoorl
de monding van het Zijper zeegat, ons bekend uit ióe-eeuwse
kaarten, omstreeks 1300 noordelijker gezocht moeten worden.
Voor zijn veronderstelling vond hij steun in een oorkonde van
15 mei 1421, waarbij de grensscheiding tussen het
Noordambacht van Petten en de heerlijkheid Callantsoog werd
vastgesteld. Voordien was het midden van het Zijpergat de
natuurlijke grens, maar nu het zeegat vanuit 't Oge was verzand
en de kust was gesloten moest de grens opnieuw getrokken
worden. Men bedacht een denkbeeldige lijn van een punt ten
noorden van de Ketelduinen op de galmgaten van de toren van
8
Monding rivitrtn
Vli* *n
Born*
O KM
IIL_
50
_l1
huidig* kustlijn
waarschijnlijk* kustlijn Romsins* tijd
op*n watar omstr**ks 900 na Chr.
Henk Schoorl schetst de ontwikkeling van de kustlijn in het begin der jaartelling