gevraagde ingenieur van Waterstaat van het arrondissement Alkmaar, J.F.W. Conrad, was het hier volkomen mee eens. De Lange stelde zodoende een uitgebreide verzwaring en herprofilering van de zanddijk voor.19 De hoofdingelanden keurden de plannen van De Lange goed, maar bepaald niet eenstemmig. Vooral jhr. mr. Pieter Opperdoes Alewijn -hoofdingeland wegens Hoorn- had ernstige bezwaren. Hij eiste dat het plan van De Lange aan deskundigen zou worden voorgelegd. Een paar weken na de vergadering stuurde hij een alternatief plan van eigen ontwerp naar dijkgraaf en hoogheemraden. De Lange en de hoofd opzichter van het hoogheemraadschap, C.J. Bollée, zagen er niets in. Zij werden daarbij gesteund door Conrad en zijn superieur, de hoofdingenieur van Noord-Holland J.G. van Gendt.20 Alewijn gaf het echter niet op. In brieven aan dijkgraaf en hoogheemraden vroeg hij tot tweemaal toe om een uitvoerig onderzoek om tot een echt doeltreffend plan tot behoud van de zeewering te komen. De Lange legde deze verzoeken naast zich neer. Hij was hiermee evenwel nog niet van Alewijn af. Op de 17c december 1863 troffen beide heren elkaar aan de zeewering tijdens een naar aanleiding van nieuwe verzakkingen en stormschade belegde vergadering. Zowel Alewijn als H. Koomen -hoofdingeland wegens de Schager- en Niedorperkoggen- verklaarden zich tegen verdere dijkverzwaringen met zand alleen. Tijdens de rondvraag nam Alewijn weer het woord. Hij sprak toen nogmaals het verlangen uit: "...dat een onderzoek naar meer kennis en licht tot verbetering der zeewering steeds levendig blijve; terwijl hij een door den heer Koomen geuit denkbeeldom tot dat doel een prijsvraag uitteschrijven toejuicht en het overnemende voorstelt dat daartoe worde besloten''.2I Dit viel in goede aarde, want men schaarde zich met algemene stemmen achter het voorstel. De uitvoering werd aan De Lange, een hoogheemraad en rentmeester-secretaris D.C. de Dieu Fontein Verschuir overgelaten. Voor de beste en één na beste inzending werden meteen geldprijzen van respectievelijk 1500 en 500 gulden vastgesteld. Eind januari 1864 werd de prijsvraag door advertenties in de Haarlemmer Courant, het Handelsblad en de Staats courant bekend gemaakt. Het bestuur wilde antwoord op drie vragen. Daarvan was de derde duidelijk de hamvraag. Deze vraag luidde eenvoudig: Is het tegenwoordig stelsel onhoudbaarwelke verdediging moet daarvoor in de plaats worden gestelden op welke wijze en in hoeveel tijds kan men van het eene naar het andere geraken?"}1 De deelnemers werden verder verzocht om een begroting van eventueel voorgestelde nieuwe werken mee te sturen. De advertentie bevatte tot slot een aantal wenken om de anonimiteit van de inzenders te waarborgen. De inzendingen moesten naamloos onder een bepaald motto worden ingestuurd. In een gesloten enveloppe -aan de buitenzijde gemerkt met het bewuste motto- dienden de inzenders dan hun naam bekend te maken. De couverts behorende bij niet- bekroonde inzendingen zouden ongeopend worden verbrand. Tenslotte mochten de antwoorden niet in het eigen handschrift geschreven worden.2'' Op de eerste augustus 1864 liep de inzendingstermijn af. Er waren toen 27 verhandelingen binnengekomen. Reeds in juli was besloten voor de jurering de hoofdingenieur van Waterstaat van Noord-Holland -de al genoemde Van Gendt- en zijn collegas van Zuid-Holland en Zeeland -de heren Beyerinck en Brunings- te vragen. In verband met hun taak bracht dit driemanschap eind september een bezoek aan de zeewering.24 M raalMK M HlHf IU II* IKK. -i I li ii I i Jen behoeve van de deelnemers aan de prijsvraag door opzichter Bollée vervaardigde kaart van de zeewering met profielen. 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1997 | | pagina 8