35. In de tabel is 1872 als eindjaar aangehouden omdat er in latere jaren geen
omslag per bunder meer werd bepaald. Het bestuur stelde in plaats
daarvan het totale bedrag vast dat door de schuldplichtige landerijen
samen opgebracht moest worden. Een en ander vloeide voort uit de
hieronder nader besproken reglementswijziging van 1873.
36. Archief Hdb inv.nr. 40, 12-3-1867.
37. Ibidem.
38. Notulen van het verhandelde in de notulen van Provinciale Staten, 22 en
23-3, 5-7 en 1-11-1864, 6 en 11-7-1865, 2-7-1867.
39. Ibidem 2, 4 en 5-7-1867; zie ook: archief Hdb inv.nr. 702, brief van
Conrad aan Van Foreest, 8-4-1870. In de bedoelde commissie hadden
diverse Statenleden zitting die ook deel van het bestuur van de
Hondsbossche uitmaakten.
40. Archief Hdb inv.nr. 41, 5-5-1868.
41. Ibidem inv.nr. 41, 16-9-1869.
42. De Vries 1855, pp. 27, 28. Bij dit alles dient nog te worden aangetekend
dat van alle droogmakerijen alleen die in het Duinkavel en een enkele in
het Geestmerambacht Hondsbosschegeld betaalden. De overige
drooggelegde meren slaagden erin -ondanks juridische stappen van het
hoogheemraadschap- buiten de omslag te blijven, zie: De Vries 1855,
p. 59 e.v.
43. Archief Hdb inv.nrs. 283-284. De legger van 1539 is opgenomen in
Kluppel 1857 nr. 115.
44. Ibidem inv.nr. 282.
45. Ibidem inv.nr. 41, 7-5-1867.
46. Ibidem inv.nr. 41, 7-5-1867 en 5-5-1868; inv.nr. 128, brief van GS van
31-10-1867; inv.nr. 285.
47. Borger (G.J.), Bruines (S.), Binnewaeters gewelt; 450jaar boezembeheer
in Hollands Noorderkwartier (Edam 1994) pp. 89, 90.
48. Vries Az. (G. de), Het dijks- en molenbestuur in Holland's
Noorderkwartier onder de grafelijke regeering en gedurende de Republiek
(Amsterdam 1876), voorrede.
49. Archief Hdb. inv.nr. 39, 4-5-1852; inv.nr. 282.
50. Ibidem inv.nr. 128, brief van GS van 31-10-1867.
51. Ibidem inv.nr. 73, 30-9-1868 (brief nr. 23); inv.nr. 128.
52. Ibidem inv.nrs. 128, 844, 845.
53. Ibidem inv.nr. 41, 22-6-1869. Bij het besluit de nominatie uit te stellen
speelde mee dat een van de hoofdingelanden van mening was dat zich
onder de kandidaten geen "man van buitengewone begaafdheid en
verstand" bevond.
54. Ibidem inv.nr. 41, 22-6 en 16-9-1869; inv.nr. 58, 18-11-1869.
55. Deze schets van C. van Foreest is gebaseerd op: Molhuysen e.a. dl. 1
kolom 978; Talsma 1986, pp. 94-98; Rombach (J.H.),'Het kiesdistrict
Alkmaar, 1848-1917', Alkmaars jaarboekje 6 (1970) pp. 127-133;
Sagittarius [pseudoniem van C. van Lier en J. Belinfante], Parlementaire
portretten; de aftredende helft van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
(Amsterdam 1869) pp. 33-36.
56. Sagittarius 1869, p. 33.
57. Geciteerd bij Talsma 1986, p. 96.
58. Archief Hdb inv.nr. 42, 7-3-1876.
59. Ibidem inv.nr. 702, rapport van 14-4-1870. Zie voor de complete hierna
beschreven controverse tussen Van Foreest en Conrad inv.nr. 702 en
Kamp 1942, pp. 31-37; idem 1970, pp. 71-73.
60. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat Van Foreest het weliswaar
omtrent de hoofden bij het rechte einde had, maar niet inzag dat hoe dan
ook maatregelen ter verdediging van de onderzeese oever noodzakelijk
waren (en zijn). De Helderse Zeewering vormt in dit verband een mooi
voorbeeld. Hier ruimde men bij de recente verhoging tot deltahoogte de
hoofden van het Kaaphoofd tot de marinehaven op. Het
onderwaterbeloop wordt er sindsdien met succes uitsluitend door een
uitgebreid geheel van bezinkingen en bestortingen beschermd. Het
vraagstuk voor of tegen handhaving van de hoofden is daarom vandaag
de dag vooral een financiële afweging, en niet zozeer een technische.
Alles bij elkaar is de opmerking van ir. J. van Veen -in 1970 aangehaald
door Kamp- dat Van Foreest onvoldoende onder water keek zeker
terecht, zie Kamp 1970, p. 73.
61. De paragraaf is gebaseerd op archief Hdb inv.nr. 41, 14-6 en 6-10-1870;
20-6 en 24-8-1871.
62. Het vasthouden aan de hoofden mag gezien hetgeen hiervoor in noot 60
over Van Foreests opvattingen is gezegd, niet onverstandig worden
genoemd.
63. Archief Hdb inv.nr. 41, 8-2 en 27-2-1872, inv.nr. 703.
64. Ibidem inv.nr. 42, 13-5 en 16-10-1873; inv.nr. 58, 21-9-1872, 12-2 en
9-4-1873; Bremer 1993/1994, pp. 36-38.
65. Ibidem inv.nr. 42, 19-11-1874 en 16-3-1875; inv.nr. 58, 15-3-1875.
66. Ibidem inv.nr. 42, 16-3 en 11-5-1875; inv.nr. 58, 26-1, 15-3 en 15-4-1875;
inv.nr. 703. Wel besloot men het reeds gesloten aanbestedingscontract
niet open te breken. Het voorstel om het gedeelte dat Van Haaften al
onder handen had te veranderen, was hiermee van de baan.
67. Ibidem inv.nr. 42, 7-3-1876; inv.nr. 58, 24-6 en 15-7-1875; inv.nr. 703.
De totale kosten van de reconstructie kwamen hiermee op 2.138.000
gulden, royaal boven de oorspronkelijke begroting van 1,7 miljoen.
68. Die deed overigens alles weer over aan Van Haaften (archief Hdb inv.nr.
777). Zie voor meer informatie over Van Leeuwen: Felius, Metselaars
pp. 181-182.
69. Archief Hdb inv.nr. 42, 11-11-1875 en 24-4-1877; inv.nr. 58, 15-7 en
7-10-1875, 7-3 en 13-4-1876, 30-1, 27-2 en 27-3-1877; inv.nr. 703.
70. Ibidem inv.nr. 58, 23-11-1877.
71. Ibidem inv.nr. 73, 20-1-1870 (brief nr. 39).
72. Ibidem inv.nr. 128.
73. Ibidem.
74. Ibidem en inv.nr. 58, 21-9-1872.
75. Notulen van het verhandelde in de vergaderingen van Provinciale
Staten, 5, 7 en 8-11-1872; archief Hdb inv.nr. 58, 21-9-1872 en
12-2-1873; inv.nrs. 128, 129.
76. Archief Hdb inv.nr. 128.
77. Ibidem inv.nr. 42, 16 en 17-10-1873.
78. Ibidem inv.nr. 128; inv.nr. 41, 2-5-1870, 8-2-1872; inv.nr. 42, 13-5 en
16-10-1872 en 22-5-1874; inv.nr. 285; inv.nr. 58, 9-7-1872, 12-5 en
30-9-1873 en 8-1-1874.
79. Leeuwen (W.R.E van),'Waterbouw', in: Lintsen (H.W.) e.a., red.,
Techniek in Nederland; de wording van een moderne samenleving 1800-
1890 dl. 3 (Zutphen 1993) p. 241; idem, 'Woning- en utiliteitsbouw',
pp. 216-217; Groote (P.D.), Kapitaalvorming in infrastructuur in
Nederland 1800-1913 (Capelle aan den IJssel 1995) pp. 269, 270.