f
Van Foreest en het nieuwe reglement
I0EDSB0SSCÏÏE
DUINEN tot PETTEN,
N°. 11.
Bij zijn aantreden als dijkgraaf had Van Foreest nog een zaak
aangetroffen die geen uitstel lijden kon. Dat was de kwestie
van het nieuwe reglement. Zoals we hebben gezien had het
bestuur op last van GS een ontwerp-reglement ter inzage
moeten leggen waar het zelf niet achter stond. Verder was er
door de dood van De Lange niets gedaan aan de door de
Staten verzochte beschouwing over dit ontwerp en de
ingekomen bezwaarschriften. Bovendien was men met B en
W van Oosthuizen geen stap verder gekomen. Zij weigerden
hardnekkig te betalen.
Van Foreest zette zich direct aan de beschouwing voor
GS. In januari 1870 werd dit stuk door de hoogheemraden
vastgesteld en naar Haarlem verzonden. In zijn beschouwing
herhaalde Van Foreest de eerdere bezwaren en wees hij
nogmaals op het voorstel van het bestuur uit 1868. Verder
had hij grote bedenkingen over de regeling tot vergoeding van
eventueel door ingelanden bij de invoering van de bunder-
bundersgelijke omslag geleden schade. Die regeling was zo
vaag dat hij zeker tot eindeloze verwikkelingen en processen
aanleiding zou geven. Bovendien wenste Van Foreest dat GS
de schadevergoeding eens berekenden. Schattingen wezen
namelijk uit dat het om een enorm bedrag ging. Het was
tenslotte hoe dan ook onredelijk dat degenen die voor een
vergoeding in aanmerking kwamen die voor een belangrijk
deel via de omslag weer zelf op moesten brengen.71
GS namen ruim de tijd voor hun reactie. Pas twee jaar
later, in januari 1872, werd weer bericht uit Haarlem
ontvangen. De Staten waren er nu van overtuigd dat er
inderdaad "gewigtige bezwaren" waren tegen de wijze waarop
zij de omslag wilden regelen. Het voorstel van het hoog
heemraadschap deugde echter ook niet. Zoals reeds terecht
door de Staten was aangevoerd, zorgde dit er alleen voor dat
de schuldplichtigheid van de kavels ongewijzigd bleef.
Binnen de kavels konden zich bij een bunder-bundersgelijke
omslag nog steeds grote verschuivingen voordoen. GS stelden
daarom voor tot op het plaatselijk niveau de bestaande
toestand te bevriezen. In een meegestuurd nieuw ontwerp-
reglement bepaalden zij zodoende tot maar liefst drie
decimalen achter de komma hoeveel iedere gemeente of
waterschap in het aandeel van het betreffende kavel moest
opbrengen. Om alles werkelijk bij het oude te houden,
bevatte het ontwerp ook nog een omschrijving van de
schuldplichtige landerijen in elke gemeente waar de
invordering nog in handen van B en W was. Naast
Oosthuizen ging het hierbij om Akersloot, Alkmaar,
Beverwijk, Castricum, Heemskerk, Heiloo, Limmen,
Uitgeest, Velsen en Wijk aan Zee en Duin.72
In de genoemde elf gemeenten droegen de Staten de
invordering rechtstreeks aan het hoogheemraadschap op. B en
W werden dus van deze taak ontheven. Dijkgraaf en
Hül
- "TSjLgbmfnt van |||r«(nut
VOO* II KT
HOOGHEEMRAADSCHAP
Itt BEN
I
MET EENIGE WIJZIGINGEN.
Omslag van het gewijzigde Ontwerp-Reglement van januari 1872.
Een bladzijde uit het in maart 1873 afgekondigde nieuwe Reglement van
bestuur. Het bepaalde de bijdrage van iedere gemeente of polder tot drie cijfers
achter de komma.
6. van de Groole Schutslui* te Zaandamliggende m den Hoogendam
aldaar.
Art. 2.
De schuld pligtige landen worden verdeeld in zes kavelste weten
Duinkavel
Water land
Gecetmerambacht
de Schager- en Niederperkoggen
de Vier Hoorder koggen, en
Drechterland.
De omslag wordt over die kavels in dier voege verdeeld dat daarvan
komt ten laste van
Duinkavel33.5 percent.
Walerland20.
Qeeetmerambacht12.n
de Schager- en Nieder per koggen9.5
de Vier Noorderkoggen11.
Drechterland14.
De aanslag van Duinkavel wordt in dier voege verdeeld dat daarvan
komt ten laste van:
1. Bergen (de vereeniging van polders en on ingepolderde percent.
26