PURMERENDER COURAN
Zondag,
18 April.
No. 762.
Vijftiende Jaargang.
186
Vertchijnt Dingsdags
zenden den vorigen dag,
stukken liefet vroeger.
en Zaturdags.
tot middags
Adrertentiön in te
2 ure. Ingezonden
Abonnementsprijs ƒ1.50 per 3 maanden, franco per post
ƒ1.80. Advertentiön van 1 5 regels 75 Ct., behalve 35
Ct. zegelregt.
Het lloogheemraadaehap van den
Hondsbouche en Duinen tol
Petten.
VI.
Slaan wij thans een blik op den huldigen toestand,
zooals de schuldpligtigheid zich uit de historische wording
ontwikkeld heeft, en hare last thans gedragen wordt
Wij rullen daarhij volgen het kohier van den omslag
III. GKE8TMERAMBACHT.
Omslag 2.43 per bunder.
Grootte in
Bunders.
Warmenhuizen (het Polderdistr. v. 1189.70.68
Eenigenburg (het Best. der Bannc 178 77.80
St. Maarten. 696.98.86
Hanngcarspel (het Polderdistr. van 1400.22.25
Is aangesla
gen voor
Bunders.
889.23.38.
140.76.20.
439.86.
967.67.--.
VYesterblokkcr. (liet Best. d. Banne
Zwaag H
Wervershoof
Venhuizen 1
Hera
W'ijdenee en Oosterleek of pold.
Schelliukhout
Grootte in
Bunders.
783.
786.
406.81.49
047.—.—
800.—.—
671.85 98
565.—.—
Is aangesla
gen voor
Bunders.
603.47.42.
677.96.26.
284.14.31.
761.82.02.
664.49.68.
660.36.89.
643.65.49.
Purmerender Courant, 18 april 1869. In het hoofdartikel worden tot in detail de gevolgen van de bunder-bundersgelijke omslag doorgerekend.
In de genoemde brief van oktober 1867 somden GS meteen
de belangrijkste punten van het nieuwe reglement op. Deze
werden in een buitengewone vergadering van de hoofd
ingelanden van september 1868 uitgebreid besproken. De
vergadering had vooral moeite met de door GS voorgestelde
regeling van de omslag. De Staten wilden weliswaar de
verdeling van de landerijen in drie klassen handhaven, maar
verder moesten binnen die klassen de landerijen bunder
bunders- of hectare-hectaarsgelijk -dat wil zeggen naar
evenredigheid van oppervlakte- worden aangeslagen. Juist die
bunder-bundersgelijke omslag was geheel vreemd aan het
oude systeem op basis van de uit 1539 daterende legger van
het hoogheemraadschap. In die legger stond ieder dorp op
een bepaald aantal schuldplichtige morgens (een
Hondsbossche morgen is 0,94 ha). Doordat er allerlei
vrijstellingen waren verleend, verschilde dat aantal morgens
behoorlijk van de werkelijke oppervlakte. Kortom, een
bunder-bundersgelijke omslag zou flinke veranderingen in de
schuldplichtigheid geven. Men rekende bijvoorbeeld na dat
het aandeel van het Duinkavel in de omslag van het
hoogheemraadschap uitgaande van de oude legger ruim 33%
bedroeg. Bij een bunder-bundersgelijke omslag zou dat maar
liefst 42% worden.
Dit soort calculaties bracht het bestuur op het idee
aan GS voor te stellen de kavels procentsgewijs aan te slaan.
Hierbij moest dan natuurlijk worden vastgehouden aan de
percentages berekend voor het oude stelsel. Binnen ieder
kavel kon de heffing dan bunder-bundersgelijk geschieden.
De Staten reageerden op 27 januari 1869. Zij zagen niets in
het idee van het hoogheemraadschap. Zij wezen er terecht op
dat het alleen maar verschuivingen in de schuldplichtigheid
tussen de kavels voorkwam. Binnen de kavels konden zich
nog steeds enorme wijzigingen voordoen in de quota van de
gemeenten, polderdistricten en waterschappen. GS hielden
daarom in het meegezonden concept-reglement aan hun eigen
voorstel vast. Er was hier echter wel een regeling voor de
vergoeding van eventuele schade van door de bunder-
bundersgelijke omslag benadeelden aan toegevoegd.51
GS wensten dat dit concept-reglement ter inzage aan
de ingelanden werd gelegd. Eventuele bij het bestuur
ingekomen bezwaarschriften moesten voorzien van de eigen
beschouwingen naar Haarlem worden gestuurd. Er kwamen
inderdaad diverse bezwaarschriften binnen. Hier zal de
verschijning van een brochure en een serie artikelen in de
Purmerender Courant waarin de financiële consequenties van
het ontwerp-reglement haarfijn werden doorgerekend wel het
nodige aan hebben bijgedragen.^3
Door het overlijden van dijkgraaf De Lange op 21 april
1869 was het bestuur niet tot een snelle reactie in staat. Eind
juni vond er een vergadering van de hoofdingelanden plaats
ter opstelling van een voordracht van een nieuwe dijkgraaf aan
de Koning. Tijdens deze vergadering sprak men echter vooral
over de slechte toestand van de hoofden. Er werd een
speciale commissie ingesteld die een advies moest uitbrengen
over wat men met de zeewering aan moest. Voorts besloot
de vergadering de nominatie van een nieuwe dijkgraaf
drie maanden uit te stellen.53
Het advies van de commissie werd in september 1869
tijdens een nieuwe vergadering uitgebreid besproken. Eén
ding was duidelijk: zonder financiële hulp van het Rijk en de
Provincie redde men het niet. De commissie opperde zelfs
een poging te ondernemen om de zeewering bij het Rijk
onder te brengen. Inderdaad besloten de hoofdingelanden een
adres in deze zin aan de Koning te richten. Verder werd dan
nu een nominatie voor een dijkgraaf opgesteld. Ondertussen
had het Tweede Kamerlid C. van Foreest zich kandidaat
gesteld, na het bestuur via een van de hoogheemraden te
hebben gepolst. Van Foreest werd met negen tegen twee
stemmen als eerste op de voordracht geplaatst. Bij K.B. van
25 november 1869 werd hij inderdaad tot dijkgraaf van het
hoogheemraadschap benoemd.54
19