KENNISGEVING. 'H *-: De RENTMEESTER van het HOOG-HEEMR AADSCHAP van den HONDSUOSSCHE en TUINEN TOT PETTEN, bij het art. van het reglement door Zijne Majesteit den 28. Junij 1840. goedgekeurd, hijzonder gelast zijnde dc striktste zorg te dragen, dat hij de kwota's der kavels rigtig en niet na den tot betaling bestemden tijd, ontvangt; Geeft bij dezeovereenkomstig art. 2 van het reglement op de invordering der omslagen aan voorsz. Hoog-Iieemraadschap verschuldigd van den 21. April 1843., gearresteerd bij Z. M besluit van den 2. October 1843, No. 14., kennis aan Kennisgeving aan het gemeentebestuur van Oosthuizen van de te betalen omslag. gezicht te geven. Een en ander vloeide voort uit de grondwet van 1848 waarin een einde werd gemaakt aan een lange discussie over de positie van polders en (hoog)heem- raadschappen in het staatsbestel. Hiertoe werd het concept van het waterschap ingevoerd. Verder bepaalde artikel 192 van de grondwet overduidelijk dat Provinciale Staten bevoegd waren om nieuwe waterschapsreglementen vast te stellen. In 1854 kwam het Algemeen reglement van bestuur voor de waterschappen in Noord-Holland tot stand waarin de principes van het nieuwe waterschapsbestuur werden vastgelegd. De Haarlemmer advocaat en griffier van de Staten G. de Vries Az. kan als de vader van dit reglement worden beschouwd.47 Terugblikkend schreef De Vries in 1876 in zijn standaardwerk Het dijks- en molenbestuur in Holland's Noorderkwartier: voet door met het aanslaan van de gemeentebesturen. Naast de problemen met de invordering van de lasten speelde nog een andere reden mee bij het besluit van GS om aan een nieuw reglement te beginnen. De bestuursinrichting van het hoogheemraadschap stond op gespannen voet met het zojuist genoemd principe van "zelfregeering der belang hebbendeni en de wens tot veiligstelling van den invloed der ingelanden op het beleid". Vooral de aanwezigheid van zes steden in het bestuur -waarvan er twee zelfs niet in het omslagplichtige gebied lagen- kon niet meer door de beugel. GS schreven dan ook dat zij met het nieuwe reglement "eene geheele nieuwe inrigting van het bestuur van den Hondsbossche overeenkomstig de in den laatsten tijd aangenomen beginselen" beoogden.50 "De hervorming, waartoe de Staten zich geroepen zagen, had voornamelijk ten doel het waterschapsbestuur, waar het zich nog met het gemeentebestuur vereenigd vond, daarvan te scheiden en als zelfstandig bestuur te vestigen; voorts het beginsel van zelfregeering der belanghebbenden tot eene waarheid te maken; den invloed der ingelanden op het beleid der zaken...te verzekeren, en een geregeld geldelijk beheer te waarborgen",48 Inderdaad was de scheiding van gemeente en waterschap dringend vereist. In de gemeentewet van 1851 werd namelijk geen gewag gemaakt van een verplichting, laat staan een bevoegdheid van gemeentebesturen om waterschapslasten als de omslag van de Hondsbossche te innen. De Staten begonnen zodoende met de oprichting van speciale polder districten die ondermeer de invordering van de lasten van de grote hoogheemraadschappen van de gemeenten overnamen.40 De instelling van polderdistricten was echter niet overal mogelijk. Daar waar polderdistricten ontbraken, ging het hoogheemraadschap in strijd met de gemeentewet op oude Mr. Gerrit de Vries Az. (1818-1900) 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1997 | | pagina 18