Conrad en De Quarrel: een geslaagde en een mislukte ingenieur
J.F.W. Conrad en P.J. de
Quartel, de winnaars van
de prijsvraag van 1864,
vormen twee uitersten in
het 19e eeuwse corps van
ingenieurs in Nederland.
De ene bouwde een
succesvolle carrière op, de
andere maakte zich
volkomen onmogelijk en
werd uit het corps geloosd
Om met Conrad (1825-
1902) te beginnen.29 Hij
kwam uit een echte
ingenieursfamilie en werd
op 16-jarige leeftijd cadet
van de waterstaat aan de K.M.A. te Breda. In 1 845 volgde zijn
benoeming tot aspirant-ingenieur. Zijn loopbaan nam daarna
een hoge vlucht. Na enige tijd in Zeeland te hebben gewerkt,
werd Conrad in 1859 tot arrondissementsingenieur te Alk
maar aangesteld. Daar behoorde onder andere het complete
Noordhollands Kanaal tot zijn verantwoordelijkheid.
Na een nieuw intermezzo in Zeeland keerde Conrad
in 1874 als hoofdingenieur naar Noord-Holland terug. Hij
werd toen ondermeer belast met het toezicht van regerings
wege op de aanleg van het Noordzeekanaal. Verder was
Conrad nauw betrokken bij de ontwikkeling van plannen tot
verbetering van de verbindingen tussen Amsterdam en de
Rijn. Hij ging in 1891 met pensioen in de rang van hoofd
inspecteur.
Conrad genoot internationale bekendheid. Niet alleen
vertegenwoordigde hij diverse malen zowel het Aardrijks
kundig Genootschap als het Koninklijk Instituut voor
Ingenieurs in het buitenland, maar bovendien werd hij in
1888 lid van de Internationale Commissie voor het Kanaal
van Suez. Hij bezocht het Suezkanaal tweemaal. Naast deze
werkzaamheden vond Conrad ook nog de tijd voor politieke
activiteiten. In 1889 werd hij gekozen in Provinciale Staten
van Zuid-Holland en in 1891 kwam hij in de Tweede Kamer.
De loopbaan van De Quartel (1816-1894) had een met
die van Conrad vergelijkbare start.50 Ook hij bekwaamde zich
in het ingenieursvak als cadet van de waterstaat en wel aan de
Militaire Academie te Medemblik. Daarna werd hij in 1836
als aspirant-ingenieur aangesteld. In tegenstelling tot Conrad
bleef De Quartel echter in de lagere rangen hangen. Hij
voldeed niet. Zijn meerderen beoordeelden hem als
oppervlakkig en middelmatig en ook zijn inzet liet te wensen
over. Het gevolg was dat De Quartel keer op keer bij
promoties werd overgeslagen.
In 1869 was het voorgoed met De Quartels carrière in
Nederland gedaan. Hij werd in dat jaar op wachtgeld
geplaatst nadat hij in een brochure allerlei beschuldigingen
aan het adres van een oud-minister had gespuid. Mogelijk
wegens zijn goede talenkennis wist De Quartel in 1871 een
aanstelling als hoofdingenieur van openbare werken in Peru
te bemachtigen. Hij stond daar bekend als Don Pedro Juan de
Quartel. Zijn wachtgeld werd voor de duur van de aanstelling
opgeschort.
Ook in Zuid-Amerika voldeed hij niet, en na twee jaar
keerde De Quartel al weer naar Nederland terug. Daar hield
hij zich verder onledig met het schrijven van allerlei
brochures, ingezonden stukken en verzen. In deze publicaties
nam hij regelmatig zijn oude werkkring op de korrel. In 1878
kwam hij bijvoorbeeld met een werkje getiteld Historische
beschouwingen over het tegenwoordige Departement voor de
Openbare werken in Nederland. Hierin schreef hij dat het
ingenieurscorps in verval was. Er werd "...door de hoofd
ingenieurs slechts op geldelijke toelagen geaasd, de chef der afd.
Waterstaat, Boogaard, gaat de ambtenaren daarin onbeschaamd
vóór De ingenieurs werden er verder van beschuldigd "de
bureaucraten in Den Haag" stroop om de mond te smeren "om
toelagen en lintjes magtig te worden". Dit soort heren
verdiende naar De Quartels smaak een monument van
"paalwormen en jordaanwater ".3I
HISTORISCHE BESCHOUWINGEN
IN NEDERLAND,
DK HOOFDRIVIEREN,
VOORGESTELDE KANAALWET
P. .1. HE qUAHTEL,
UifUMmr 1" Hu.tr run tivU tfatmtant
September 1878.
IIANXKN'FKLSEK t
Titelpagina van De Quartels bijtende brochure uit 1878.
J. F. W. Conrad gefotografeerd op
24 maart 1865.
10