Petten
Bij het begin van de oorlog bestond de bloeiende
dorpsgemeenschap Petten uit circa 450 mensen. Zestig tot
zeventig procent verdiende zijn brood aan het onderhoud
en verbetering van de Hondsbossche Zeewering.
Begin juni 1940 arriveerde er de Duitse kustwacht.
De soldaten sloegen hun kamp op in het voormalige
Gemeenlandshuis. Eind zomer werd het kleutertehuis
'Trein B.28' in het Corfwater Ortskommandantur.
De Duitse officieren gingen wonen in de gevorderde
vakantiehuizen in het Corfwater. Een Nederlands bedrijf
bouwde het terrein voor het kleuterhuis vol met barak
ken, later ook met bunkers, de zogenoemde Lagers
I en II. De Duitsers legden mijnen in de Hazedwarsdijk
en bij de Leihoek werd begonnen met een tankwal.
De Wehrmacht had voor de kustbewaking van Neder
land vijf bataljons ingeschakeld, voornamelijk militairen
uit de Sovjetunie, de zogenoemde Osttruppen:
Armeniërs, Turkmenen, Wolga-Tartaren, Georgiërs en
Noord-Kaukasiërs. Deze laatsten waren ingekwartierd bij
Petten en Callantsoog. De kustwacht had in het voorma
lige hotel-pension De Groote Villa te Callantsoog ook
een Kommandantur gevestigd.
Aanvankelijk leek Petten zelf verschoond te blijven van
de meeste oorlogshandelingen. Maar in augustus 1942
verordonneerde de Wehrmachtsbefehlhaber in den
Niederlanden dat het dorp moest verdwijnen. Op
zaterdag 15 augustus 1942 kregen de bewoners van 't
Corfwater bericht dat zij hun huizen binnen drie dagen
moesten verlaten. De bewoners van Petten, Hazepolder
en Leihoek kregen drie dagen later dezelfde opdracht.
De Duitsers hadden namelijk voor de aanleg van hun
kustverdedigingsgordel de Atlantikwall ruimte nodig.
Ten behoeve van een open schootsveld en van de aanleg
van tankgrachten en andere obstakels werd het dorp tot
de laatste steen afgebroken. Het dorpskerkje moest in
mei 1944 als laatste bouwwerk het veld ruimen. Slechts
het lijkenhuisje bleef als een merkwaardig soort gedenk
teken overeind staan.
Het initiatief hiervoor kwam van C. Vriesman uit Petten en
het monument werd ontworpen door ir. A.J. van der Steur,
de supervisor van het wederop-bouwplan Petten. De kunste
naar Piet Wiegman uit Groet, een vriend van de dijkbaas,
maakte belangeloos het tableau dat het monument siert.
Het stelt een boot met vluchtelingen voor met rechts de
figuur van J.C. Bellis; een donkere pier en de rijzende zon
symboliseren de vlucht van de duisternis naar het licht.
'Niemand van de ongeborenen zal de vrijheid ooit zo besef
fen', is de toegevoegde tekst die het gedenkteken extra kracht
geeft.
Het hoogheemraadschap waarbij Bellis in dienst was, stelde
de metselstenen en de bronzen letters beschikbaar.
Het tableau van Piet Wiegman is in 1982 vervangen door een
kunstwerk van Lies Cosijn. Het werk van Wiegman was sterk
aangetast door het weer en staat nu tentoongesteld in de
Nederlandse Hervormde kerk in Petten.
Gedurende de oorlogsjaren had de familie Bellis ook een
onderduikster in huis. Het was een joods meisje, Kate
Isenborgh. En hoewel Bellis van huis werd gehaald, zijn er
nooit vragen gesteld aan de achterblijvers of is er gezocht naar
mogelijke aanwijzingen voor de hulp die Bellis bood aan
Engelandvaarders of aan onderduikers. Kate Isenborgh is
zonder problemen de oorlog doorgekomen.
7
Het huisje aan de Leihoek waar het gezin Bellis sr. woonde tot het evenals de rest
van Petten in opdracht van de Duitsers moest worden gesloopt.