Wel is bekend dat Hans Maas al eens eerder een poging had ondernomen om Engeland te bereiken. Hij had ook hiervoor een eigen boot gebouwd en was vanaf het strand van Scheveningen nabij de Alkmaarschestraatweg vertrokken, vanaf de woning van de familie Kerdel. Deze eerste afvaart was jammerlijk mislukt daar ze met hun scheepje niet door de branding kwamen. De boot werd toen teruggebracht naar de garage van dezelfde familie. Nog diezelfde nacht echter, vernielde een totaal uit de koers geraakte Engelse vliegtuig bom de opslagplaats waar de zelfgemaakte boot was verbor gen. De eerste reactie van Maas hierop was tekenend voor zijn karakter: 'Morgen ga ik een nieuwe bouwen!' De branding tussen de dijk en het wrak was over het algemeen een stuk rustiger. Achter de restanten van de voormalige oorlogsbodem hoopten de Engelandvaarders al de motor te kunnen starten. Ze zouden de boot op een kar laden en via het achterpad van de garage van Fock Breed naar de uitgeko zen plek aan de Hondsbossche Zeewering transporteren. Kompas Het kostte de vier en hun zes helpers veel moeite het scheepje naar de andere kant van de dijk te krijgen. Het weer zat ook niet mee. De wind was hard, de zee ruig. Toch waagden ze het erop. Willem Snip gaf Maas nog een klein kompas mee dat hij eerder tijdens zijn mislukte vluchtpoging had gebruikt. De afvaart gelukte, ze slaagden er tevens in om door de branding te komen. Vanaf dat moment is het absoluut onduidelijk wat er met de groep is gebeurd. De afgesproken code die ze zouden doorgeven als ze in Engeland waren aangeland, kwam niet. Ongeveer drie weken later zijn de gebroeders Snip naar de Haagse Neckstraat gegaan om bij de vrouw van Hans Maas, Beppie Versluis, te informeren naar het lot van haar man. Maar ook zij kon hen geen inlichtingen verschaffen. Van de vier mannen is niets meer vernomen. Hans Maas met zijn zoontje Niels1939 Willem Snip. Samen met zijn broer Jaap hielp hij Engelandvaarders vanuit Camperduin op weg. 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1995 | | pagina 24