4.9 Een toevallige ontmoeting. Het zou een toevallige ontmoeting kunnen zijn geweest. Jaap Snip uit Schoorl, die eerder dat jaar een mislukte poging had ondernomen om naar Engeland over te steken, was gewoontegetrouw aan het vissen in de Leihoek. Twee hem onbekenden waagden zich ook met hengel en aas in het watertje achter de Hondsbossche Zeewering. Snip had echter al snel door dat het meer praters waren dan vissers. Tot het hoge woord eruit kwam: beiden wilden de Noordzee overste ken en zochten naar een goede plaats van vertrek. Een van hen noemde zijn naam, Hans. De ander bleek Karei te heten. Jaap Snip nam hen mee naar zijn broer Willem. Ze besloten daarop de expediteur Fock Breed en Simon Gutker in het plan te betrekken. Kippenhok Hèt idee kwam uiteindelijk van Willem. Hij stelde voor een boot te bouwen die in drie delen gedemonteerd kon worden. Dan zouden ze de delen afzonderlijk zogenaamd als kippen hok op een vrachtwagen kunnen vervoeren. De 29-jarige Johan Nicolaas (Hans) Maas - getrouwd met Beppie Versluis - construeerde het scheepje in drie delen dat eenvoudig met een boutconstructie in elkaar gezet kon worden. Voor de huid van het schip werd hechthout gebruikt, met tanks (voor benzine en water) tussen de spanten. Het voor- en achterschip werd ingekist, het middenstuk er omgekeerd bovenop. Op die manier brachten ze de boot met Van Gend en Loos naar Alkmaar. De vrachtbrief, die bij het transport hoorde, was gericht aan Willem Snip en vermeldde als vracht kippenhok. Fock Breed vervoerde daarna het 'kippenhok' naar zijn garage. In de nacht van 12 op 13 november '41 was het zover. Hans Maas en zijn medevluchters Karei Broese van Groenou (net als Maas vliegtuigconstructeur), de Wassenaarder Jacob Alexander Jacobson en ene kapitein Dols, die tijdens de meidagen van 1940 bij de Maasbrug in Rotterdam gevochten moet hebben, hadden samen met de Snippen het plan bedacht om ter hoogte van het wrak van de Prince George af te varen. 23 Fock Breed voor zijn auto

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1995 | | pagina 23