4.5 Een arts dient als kompas
Ze zouden op 17 juni vertrekken. Het werd de achttiende juni
van het jaar 1941. Voor de joodse arts Ben Sajet, zijn beide
zoons Herman en Jaap, machinist Kees de Graaf, majoor
Willem den Boer en Louis Gerards was de Hollandse grond te
heet onder de voeten geworden. Ofschoon Reichskommissar
Seyss-Inquart kort tevoren nog vele geruststellende woorden
had gesproken: De joden hebben geen gevaar meer te
duchten.." was het zaak zo snel mogelijk te verdwijnen.
Dat gold zeker ook voor majoor Willem den Boer die als lid
van de verzetsorganisatie De Oranjewacht een gezocht
persoon was en ondergedoken zat.
Ben Sajet had in Diemen een bootje gekocht, compleet met
buitenboordmotor, voor de somma van duizend gulden.
Daarin was eigenlijk plaats voor vijf man; Sajet, zijn twee
zoons, voor Kees de Graaf en voor diens vriend Louis
Gerards. Toch bleek er nog ruimte in het vier en een halve
meter lange bootje voor een zesde man, Willem den Boer.
Deze nam de plek graag in, om in Engeland verslag te kunnen
doen van de toestand in Holland en om informatie te
verschaffen. En ook nu weer hielp dijkbaas Jan Cornelis Bellis
de mannen op zee te komen. De boot werd eerst met een
vrachtwagen richting Petten getransporteerd en in de Honds-
bossche vaart, bij de Zijpersluis te water gelaten.
De Engelandvaarders roeiden ermee naar de Leihoek.
Verstekeling
Om twaalf uur 's nachts zouden de zes, met twee man die hen
zouden helpen, bij elkaar komen om het goede moment af te
wachten om de boot over de dijk te trekken en te water te
kunnen laten. Klokslag middernacht hoorden ze de laarzen
van de schildwachten op de dijkstenen klossen.
Besloten was om vijf minuten te wachten alvorens het bootje
in snel tempo de dijk over te brengen. Dat gelukte vrijwel
geluidloos, maar op het moment dat ze de riemen wilden
aantrekken om de boeg door de branding te sturen, klauterde
Herman Corbière, een van de helpers met een 'ik kan niet
meer terug' ook in de boot. Maar hoe de roeiers zich inzetten
om door de branding te komen die tegen de dijk sloeg, het
gelukte hen niet.
Ten einde raad besloten ze dan maar de motor aan te zetten.
Van navigeren had geen van allen echt verstand, ze hadden
ook geen kompas, maar dr. Ben Sajet had de oplossing be
dacht. Sajet strekte zijn arm uit naar de Poolster die wonder
boven wonder zichtbaar was. Er werd loodrecht op de
richting van zijn arm gestuurd en ze voeren zo werkelijk van
oost naar west.
De zee was rustig en de oversteek leek verder zonder
noemenswaardige incidenten te verlopen.
Maar op een gegeven moment zagen ze een groot schip van
een voor hen onbekende herkomst. Dankzij een dikke mist
bank werden de vluchters niet opgemerkt.
Paniek
Gaandeweg kwam de wind opzetten en de zee werd onrusti
ger. De motor begon steeds meer kuren te vertonen. Machi
nist Kees de Graaf probeerde van alles om het apparaat aan de
gang te krijgen en te houden. Uiteindelijk was dat allemaal
vergeefse moeite en de mannen moesten flink roeien.
Tot overmaat van ramp verloren zij ook een van de riemen.
Aan boord brak lichte paniek uit, toch besloten ze door te
zetten. Na zo'n zesendertig uur varen, bijna viermaal langer
dan ze hadden gedacht, zagen ze een aantal schepen. Pogingen
om de aandacht te trekken mislukten, maar het gezelschap
werd even later wel ontdekt door een vliegtuig. Een van de
schepen stoomde daarop op het kleine bootje af. Onbeschrijf
lijk was daarop hun vreugde toen bleek dat het een Engelse
oorlogsbodem was die bemanning en bootje aan boord hees.
Hun sprong naar de vrijheid was niet vergeefs geweest!
16
Staand, v.l.n.r.verstekeling Herman Corbière,Louis Gerards, Jaap Sajet,
Herman Sajet. Zittend: Kees de Graaf, Majoor W. den Boer en Ben Sajet