4.1 Domme pech en een oplichtende zee
'Sie sind verhaftet. Mitkommen!', blafte de Duitse onderoffi
cier. De drie Engelandvaarders Thomas (Tom) de Haas, Kees
Moree en Alfred de Groot, alsmede hun helpers Marinus
Moree en Evert de Groot stonden als verstijfd bij hun bootje
op de scheiding van land en water. Alleen Henri Cox, de
derde man van de hulpploeg, had de tegenwoordigheid van
geest om zich vliegensvlug in het water te laten zakken en
spoorloos te verdwijnen.
Met de arrestatie van de vijf mannen kwam een abrupt einde
aan de vluchtpoging vanaf de Hollandse kust, even ten
noorden van de Hondsbossche Zeewering. Ze hadden zich
behoorlijk goed voorbereid, maar domme pech, een oplich
tende zee en een oplettende Duitse patrouille gooiden in de
nacht van 18 op 19 april 1941 roet in het eten.
Oranjewacht
Tom de Haas (1918) was in de meidagen van 1940 als reserve
wachtmeester ingedeeld bij de staf van de artillerie-afdeling
behorende tot de eerste divisie van het eerste Legerkorps.
Hij had deelgenomen aan gevechtsacties tegen Duitse eenhe
den parachutisten die op en nabij de drie vliegvelden in de
omgeving van Den Haag waren geland. De Haas werd op
15 juli 1940 gedemobiliseerd en ging opnieuw werken in het
Amsterdamse effectenkantoor van zijn vader.
Via zijn drie jaar jongere broer Jan kwam hij in de zomer van
'40 in contact met een verzetsgroep in zijn woonplaats
Haarlem die deel uitmaakte van de Oranjewacht, een landelij
ke para-militaire en in de ogen van de bezetter illegale organi
satie. In januari 1941 ontsnapte De Haas aan arrestatie nadat
hij door een infiltrant van de Deutsche Sicherheitsdienst was
verraden.
Moree
Niet lang daarna zocht hij een manier om naar Engeland over
te steken. Dat moest gebeuren met zijn zeilboot die bij de
roei- en zeilvereniging aan het Haarlemse Spaarne in winter
stalling lag. Het bootje, dat veel gelijkenis vertoonde met een
zogenoemde whale-sloep, had zijn vader indertijd overgeno
men van een gepensioneerde marine-officier die op de effecten
beurs werkte.
Omdat Tom de Haas besefte dat hij de tocht naar de overkant
niet in zijn eentje zou kunnen maken, zocht hij naar mede
vluchters. Die vond hij via een veertigjarige tandarts, Henri
Cox. Deze had nauw met hem samengewerkt in de Oranje
wacht. Cox bracht De Haas in contact met de eveneens in
Haarlem wonende familie Moree. Vader Moree was een
gepensioneerde kapitein-luitenant ter zee van de Koninklijke
Marine, zijn twintigjarige zoon Kees Moree had een opleiding
gevolgd aan de zeevaartschool en was stuurmansleerling op de
grote vaart. Marinus Moree, de jongste van de twee broers,
was net van de HBS en zag zijn voornemen om een marine
opleiding te volgen in duigen vallen door de Duitse inval.
Vader Moree gaf Kees toestemming met De Haas mee te gaan,
mits de sloep zou worden aangepast. Zo moest in zijn ogen
het zeiloppervlak worden vergroot, zou de boot een buiskap
dienen te krijgen, en een grotere, zwaardere mast. Daarnaast
stelde hij als voorwaarde dat er nog een derde persoon zou
meegaan die goed kon zeezeilen. Hij zelf wist wel de hand te
leggen op een buitenboordmotor.
10
Tom de Haas voor de vluchtpoging naar Engeland (april 1941)