In het jaar 1750 telde Petten 78 huizen, bewoond door 86 huisgezinnen, uitmakende een bevolking van 360 inwoners. Behalve dat vele ingezetenen vroeger ter haring op Groenland, ter koopvaardij en voor loodsen voeren, bestond destijds de hoofdnering in de visscherij van versche visch... Petten had zeventien zeeschuiten... in denjare 1797 was dit getal op negen zeeschuiten verminderd, ter oorzake der verliezen aan de zeewering, waardoor die naar binnen moesten worden gebragt en in de jaren 1750,1766,1777 en 1797 werden vele huizen gesloopt en verhuisden de zeelieden naar elders.In het jaar 1797 telde men te Petten zestig loodsen, vroeger nog meer, thans slechts enen loods, terwijl de ingezetenen tegenwoordig meest hun bestaan vinden in het werken aan de zeewering en het visschen van zeeschelpen...1 De zee geeft en neemt. Een bekende zegswijze die ook voor de bewoners van Petten gold. Eeuwenlang was de zee een bron van welvaart (visserij, beloodsing), maar ook van narigheid (stormvloeden, kustafslag). Eind 18de eeuw tenslotte lijkt het dieptepunt bereikt. De verplaatsing van de dijk is blijkbaar zó rigoureus dat het gedaan is met visserij en pilotage en de zeelieden naar elders vertrekken. De achtergeblevenen moeten hun bestaan vinden in het werken aan de zeewering. Maar in hoeverre is deze zienswijze juist? Verdween de welvaart in Petten "ter oorzake der verliezen aan de zeewering"? En in hoeverre konden de achterblijvers zich redden dankzij diezelfde dijk? 1 Kustverdediging in de 15e en 16e eeuw Afgevaardigden uit het dorp Petten verklaren in het begin van de 16de eeuw dat er "omtrent 200 communicanten' zijn, het geen wijst op zo'n 300 inwoners, die het voornamelijk van de zeevaart moeten hebben. Maar het is bepaald géén vetpot, want de "7 of 8 pincken (schuitjes)" waarmee gevaren wordt, zijn niet van hen: "want- ter niet één en es die machtich is een pincke te betaelen dan up huyere (huur)". Ze hebben ook "een weynich coyen koeien) en enig land: 13 morgen in Pettemerban en 47 morgen in Geestmerambacht (35 eigendom, 12 in huur). Maar 't land is niet best: "'t is snoot lant ende veel uyt gedolven an Pettemer dyck"? Dat ze voordat uitgedolven land "zootgeld" kregen, dat is een vergoeding voor uitgestoken plaggen (1527:1 stuiver per roede), wordt (wijselijk?) niet vermeld? 3 De eeuwige worsteling van de Pettemers met hun dijken m kaart gebracht door Klaas Kos in 1788.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1993 | | pagina 3