"Zeevisscherij De in 1875 als opvolger van de in de Hazepolder woonachtige burgemeester/hoofdopzichter van de Hondsbossche C J. Bollee benoemde burgemeester A. Eriks, landbouwer te Petten, was een vrij kapitaalkrachtig én energiek man. Toen de werkzaamheden aan de zeewering na de grootscheep se verbeteringen in de jaren 1871-'77 drastisch terugliepen besloot hij, in vereniging met een aantal enigszins kapitaal krachtige dorpsgenoten tot oprichting van een zeevisrederij te Petten (9 februari 1876). De rederij, geleid door A. Eriks, terzijde gestaan door twee commissarissen, bezat een aandelen kapitaal van f 3.000,-, verdeeld in 30 aandelen van f 100,-: A. Eriks 4, J. en P. Geus 5, A. Nottelman 1, J. Nottelman 1, J. Doorn 2, M. Bakker 1, C. Constant 2, H. Harp 5, S. Bakker 2, Joh. Rampen 2, N. Mos 1, W. Siewertsen 1, J.G. Ludeke 1 en F. Lansu 2. Er werden te Scheveningen twee (gebruikte) bomschuiten met inventaris gekocht, de "Sophia" en "De Hoop leidt ons". A. Eriks wordt als "boekhouder" tegen een vergoeding van 5% van de bruto opbrengst belast met de dagelijkse leiding (visverkoop, ontvangst en beheer der gelden enz.). Volgens de reglementen moest er ten minste eens per jaar worden vergaderd, waarbij dan telkens twee nieuwe commissarissen uit de aandeelhouders werden benoemd. Van de bruto opbrengst werd 10% gereserveerd voor even tuele schade aan schuit of inventaris. Van de overige 85% was 1 deel voor de rederij, 1 1/4 deel voor de schipper, 1 deel voor elke matroos en 3/4 deel voor de scheepsjongen. De heren vragen zelfs "beleefdelijk" of ze voor eigen rekening op de rijksduinen een licht mogen plaatsen, omdat het "meer malen reeds is voorgekomen dat de schuiten bij ruw weer door de duisternis verhinderd waren te landen" (april 1876). In het gemeentearchief bevindt zich nog slechts één aanteke ning uit 1877 (no. 8) waarin vermeld wordt dat er twee vissersschuiten zijn, elk met een bemanning van 5 man. De opbrengst van de beug- en korvisserij was "niet bemoedi gend door te weinig vangst". Wel wordt sedert 1886 in de jaarlijke gemeenteverslagen aan de provincie melding gemaakt van enige mannen (8 a 12) en jongens (2 a 6) werkzaam in de visserij. Maar het is niet duidelijk of ze op eigen schepen varen of en in hoeverre, voor reders van elders (Ymuiden, Scheveningen). Petten vanuit de lucht rond 1930. 39

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1993 | | pagina 39