Strandingen
"...het overbekend is dat Petten eene onvermogende gemeente
is, die tot die ongelukkige plaatsen behoort waarvan de bewo
ners in den wintertijd van rampen aan de zeeweringen toege
bracht of door strandingen van schepen hun onderhoud
moeten vinden." (G.A.P. brief burgemeester 23 april 1859)
Hoewel Lodcwijk Napoleon al in 1808 een reddingboot van
het type Greathead in Petten had laten stationeren en ook de
in 1824 opgerichte Noord- en Zuidhollandse Reddingsmaat
schappij (NZHRM) er van meet af aan een reddingstation
gevestigd had, is het voor het eerst dat er gesproken wordt
over stranding van schepen die vanwege bergingswerk en
strandvond - van belang zou zijn voor het levensonderhoud
van de bevolking. Zo groot was het aantal strandingen in de
19de eeuw nu ook weer niet - ongeveer eens per jaar - en niet
altijd leverde berging en strandvond veel op.
De burgemeester, tevens opperstrandvonder P. Langcdijk
althans, was (in 1840) bepaald niet enthousiast. Sedert 1827
was de beloning voor de opperstrand vonder en zijn vervan
gers tien procent van de bruto waarde "het welk door de
ondervinding is gebleken slechts eene zeer matige beloning te
zijn."
Een gering loon dat doorgaans "zeer moeylijk en zwaar werd
verdiend: want zoodra er toch goederen aanspoelen of drijven
moet de strandvonder oogenblikkelijk alle andere werkzaam
heden laten rusten, dewijl de kustbewoners al aanstonds bij
elk voorval gereed zijn, om zich meester te maken van al
hetgeen zij kunnen krijgen..." "Bovendien," zo klaagt de
burgemeester, vinden strandingen doorgaans plaats in 'het
ongunstigste jaargetijde in hetwelk de ambtenaren aan regen,
wind, hagel, sneeuw en strenge koude meestentijds zijn bloot
gesteld
Tja, dat gold uiteraard niet alleen voor de strandvonder en
zijn mannen, maar evenzeer de gewone dorpelingen. Die
hadden echter géén keuze. Die hadden meestal ook géén ander
werk dat ze moesten laten rusten. De burgemeester, ziek en
verzwakt naar hij zelf meedeelt, wil het opperstrandvonder-
schap eraan geven. Dat kon hij doen, voor veel anderen zat er
niet anders op dan bij nacht en ontij langs het strand te gaan
in de hoop iets te vinden dat de moeite van het bergen waard
was.
In een brief met betrekking tot de berglonen lezen wc
ondermeer:
31
Pettemer redders in actie bij de stranding van een Noorse brik. Schilderij uit 1840.