rnp
Op het strand vertoonde zich eene ontzettende verwoesting,
de geheele steenglooiing lag verspreid. De rijs- en steenen
hoofden hadden wel, de een meer, de ander minder schade
geleden, doch deselve waren weinig gedevaliseerd
De dijkgraaf bevestigt het verhaal van de opzichter.
Hij spreekt van "eenen woedende orkaan uit het N. Westen
(waardoor) de zee tot zulk een verbazende hoogte steeg,
waarvan in de geschiedenissen geen voorbeeld te vinden is
Dag en nacht wierd doorgewerkt met een groot aantal wagens
en paarden om de zwakste plaatsen der zeewering met brik en
zware stenen te voorzien
In den nacht tusschen den 3 en 4 February waren de dwarrel
winden, vergezeld van donder, bliksum en waterhoozen zo
hevig, dat niemand zich langer op de zeewering kon staande
houden, en men, noch aarde, noch zee, nog lucht kon onder
scheiden
De klokken wierden geluid, alles ten teeken, dat men zich in
den hoogsten nood bevond De golven sloegen over den
kruin des dijks (welke een hoogte heeft van 16 voeten boven
ordinair volzee) langs deszelfs geheele lengte waardoor zelfs
de weg aan den binnenkant der zeewering, zoodanig was
doorweekt dat men dien niet kon betreden
"Verzet van huyse"
Uit een brief gedateerd 4 februari 1825 van de schout aan het
provinciaal bestuur blijkt dat ook de dijk van Petten zeer
geleden had. De schout krijgt per kerende post bericht om in
overleg met de hoofdingenieur van de Waterstaat "den aanne
mervan het onderhoud van die Zanddijk, G. Swaalf, de
nodige schikkingen te maken".
Uit het antwoord enige dagen later (9 februari) van de schout
blijkt dat eveneens "voor het verzet van eenige huyse moet
gezorgd worden". De schout wijst erop dat er "geen woningen
open zijn, van welke aard ook" en dat herbouw dus noodza
kelijk is.
In een brief aan het provinciaal bestuur van 16 mei 1825 staat
dat Jan Timmerman als "redelijke schadeloosstellingde
zomma van 400 gld. met behoud van hetgeen van het te
amoveren huys zal komen" claimt en Immetje de Waard
f 300,-.
De provincie vindt dat teveel en wil niet meer dan f 600,-
totaal bieden (19 mei 1825). Het is toch ook in hun eigen
belang dat de zanddijk verbreed wordt! Tenslotte wordt een
accoord bereikt op f 340,- voor Jan Timmerman en f 260,-
voor Immetje de Waard, "onder beding dat deselven niet
zullen gehouden zijn de tienjarige verponding van die
perceelen te voldoen".
Uit een rapport van de schout aan het provinciaal bestuur
(19 dec. 1825) tenslotte blijkt, dat behalve herstel van de
Hondsbossche en de Pettemer Zeewering ook verzwaring van
de Hazedwarsdijk en de Schoorlse dijk nodig is.
De maatregelen die genomen worden zijn, althans in de ogen
van de Pettemers, onvoldoende. Na iedere storm van enige
importantie (1827, 1830,1834, 1835,1836) worden door de
burgemeester uitvoerige brieven geschreven over ernstige
schade aan de (zand)dijk en over de "onverantwoordelijken
gebrekkige staat onzer zeewering" (26 dec. 1836).
28
PROFIELEN VAN BI HONDSBOSSCHE ZEI WIRING VOOR DEN STORM VAN 1849
1 f c^coUp pelde Uynm. j-teXt Kef bduiudeti pioftX root na den ItoA/w van 18
'N&ans VufAnNvi. xvo. \V^S
paal '.0 "T
sUJL lift-
20Ct
fi.io 1 ISO 10 u
20 ai
0 *0
Dwarsprofiel van de m de 19e eeuw regelmatig bedreigde Hondsbossche Zeewering. Hier de schade in 1849 en 185}.
Plattegrond van Petten 1866