ADVERTENTIE.
23 december 1792 niet bad begeven. Uit het rapport van de
landmeters Nierop en Sabrier, de inspecteur van 's Lands
Zeewerken L. den Berger en de directeur-generaal van 's Lands
rivier- en zeewerken Chr. Brunings komt naar voren dat de
aanleg van hoofden zeer aan te bevelen zou zijn.
Het rapport vermeldt:
hoe gering het overgebleven dijkprofiel is,
hoe slecht de ondergrond van de dijk is,
waardoor de dijk bij verhoging inzakt of afschuift,
hoe het strand voortdurend smaller wordt,
hoe groot de mate van kwel is en
hoe gering de hoogte van Dromer-, Slaper- en
Schoorlse zeedijk is.
Besloten wordt (voorlopig) over te gaan tot de aanleg van acht
hoofden 150 m lang, 15-18 m breed) en het aanleggen van een
brede binnenberm op rijswerk. In 1794 en 1795 komt die
binnenberm tot stand, in 1796 worden de hoofden aanbesteed
en wordt de zeewering over een lengte van drieduizend meter
naar binnen gelegd.35 Maar dit betekende allerminst dat er een
eind aan de moeilijkheden kwam.
Want hoe de politieke situatie ook was, de aanvallen van de
zee waren blijkens het proza in de "deliberatiën" van de
dijkbestuurders onverdroten voortgegaan:
1807 hevige steeds vernieuwende stormen en hoge
vloeden
woedende zeebaren en menigvuldige
stormwinden
1808 rechtstreekse aanvallen had de zee tot ene
ontzettende hoogte, bij tien voeten boven de
gewone vloed gedreven
1811 dat het verslindend element, de zee, wel
verschrikkelijk op rijs- en steenhoofden woelde
1816 (dat) herhaalde stormen hevig en bijna onophoude
lijk loeiden en de zee door de geweldige storm zeer
hoog gedreven, een ontzettende wolk van schuim op
wierp welke in de lucht gevoerd, evenals een witte
sneeuw zelfs op verre afstand van de zeewering
neerviel
het aanzien van de zeewering was voor het oog
schrikbarend, voornamelijk veroorzaakt door de
steilten, waartegen men als bergen opzag
1817 het water acht voeten boven gewone volzee wierd
gedreven en dan verbazende hoeveelheden zand met
zich meevoerden.35
In de loop van deze jaren wordt de dijk steeds hersteld en
opnieuw "onder profiel gebracht" en wordt het aantal hoof
den uitgebreid (tot 21 in 1817).
Maar de onderlinge afstand van de strandhoofden is vaak te
groot (250 a 350 meter). Pas bij een onderlinge afstand van
niet meer dan 170 meter konden de hoofden maximaal
functioneren en vond zelfs enige ophoging van het strand
plaats. Bovendien was er geen voorziening aan de voet van de
dijk aanwezig, zodat de buitenglooiing gemakkelijk verzakte.
Verplaatsing woningen
De (provinciaal) ingenieur van de waterstaat in Alkmaar
P. A. Grinwis schreef in zijn brief van 7 juli 1820 als antwoord
op een noodkreet van de schout van Petten gedateerd 23 juni
1820:
"...'t bevreemd mij egter eenigsints dat Ued. de Zeewering als
bedenkelijk opgeeft. De 17e juni heb ik de staat van dezelve
naauwkeurig geïnspecteerd, maar geen de minste gevaar er bij
gevonden. Weliswaar is de kruin benevens de binnenglooying
grootendeels van leevendige helm ontbloot, doch daar is thans
niet aan te doen. Eensdeels omdat de opgegeven kwantiteit
helm in de Pettemer duinen geplant zijn en ten anderen dat
het nog de tijd niet is om helm te poten. Er is te weinig stroo
voorhanden om de kruin des dijks daarvan te voorzien, en
daarenboven plant ik nimmer stroo op die plaatsen waar de
helm wassen (groeien) kan, omdat de laatste ongelijk beter en
veel doelmatiger is
Het stoof dan ook erbarmelijk in het dorp en dat was een van
de redenen dat de burgemeester zijn brief geschreven had.
Voorts was er de noodzakelijke verplaatsing van een (dubbele)
woning "staande gedeeltelijk in en annex de zeeweringen
wel in de middelste buurt van het zo volkrijke zeedorp
Petten." Er was bovendien nog een huis "staande in de
Noordelijke buurtcirca de voet der zeewering" dat even
eens verdwijnen moest. Ondanks het gering aantal inwoners is
er sprake van een "volkrijk" dorp: de gezinnen die de be
dreigde huizen bewonen kunnen niet ergens anders in het
dorp worden ondergebracht.
T> Gecommitteerde Raaden
25
van de Scaaten van Holland en Westvriealand, in
VTesmicalflnd en den Noorder Quartiere, tn ei'ÜilUUgC
Bthomm fpnbe bnt fommige opBtfertmen ban Dei ©oip
Petten, ontoilliB foube son in öe brplnntmat bet 2re
tuecrfngtn rn ©uurbortpbuinalbanr/ tuaorbnn be gebol-
Btn tot mtrhtlphe pjaiubttie ban btn Hattben rn bt gor
be iDBtfttrrnrii ban bim foubrn tltehhrn.
<ffn baat ttgtttp toillrnbt bootfitn; abbtrtteten rtnm
tcflflph albanr/ nu tn boot 't lothomtnbt fiB ban alle ontpit
liBbrib tt ontboubtn maat in itgtnbrtl Btrrtb te jpn/
tn mrt 'tr bnab te pieptttrtn be boorft. beplantlngt/
toanneer boor tHegemeu Mttbcn uertquirtect.
tPn bp onnienttnioft ban bitty gtlapttn (baat 4?b.
.JÜOBtnbe aan gtmtlbe BSegtmtn obtt tt ftljjpben be
naamen bnn bte geenen borlhe baat toe onbiUtg fouben
;nn; ;ulltnbc tn top bon nalaatigljrib alp nnberp/ na
erigentir ban janhen toojben Btpjottbtett.
Ter Ordonnantie van de Raaden voornoemt.
(Je Hoorn BTtuullt bp J a n Kor ver. otblnaltl^ tuin Ibaar
<£tielt JOogtnbt/ op fj*t outw fiwjb.
'Advertentievan de Gecommiteerde Raden waarin de Pettemer bevolking wordt
gewaarschuwd voor rechtsvervolging indien men volhardt in de weigering helm
te planten.