Bergingen Te Petten is weer een scheepje gestrand Luiken, planken en kisten spoelen aan land. De boer uit de Zijp, en de loods uit het Vlak die delen tezamen een vaatje cognac... Behalve enige extra inkomsten die buiten het eigenlijke loodswerk vielen, zoals het helpen sjouwen van goederen uit een in moeilijkheden geraakt vaartuig, waren er ook zo nu en dan neveninkomsten uit bergingswerk van een gestrand schip. Daarnaast was er natuurlijk het jutten van strandgoederen van verongelukte schepen. Dat de grens tussen strandvond en strandroof nogal eens werd overschreden blijkt onder meer uit de geruchtmakende stran ding van de Oostindiëvaarder de "Vrouwe Elisabeth Dorothea" bij Sint Maartenszee (27/28 november 1767). Enkele loodsen, die zich hadden schuldig gemaakt aan "het rapen van peper", werden zelfs in Den Haag voorgeleid en gestraft. Anderen wisten door de vlucht dit lot te ontlopen, maar de ellende voor de in armoede achterblijvende gezinnen was groot. Zó groot dat de Heer van Petten en Nolmerban, Jacob van Foreest, besloot een request in te dienen bij de Staten om van verdere vervolging af te zien (14 juli 1768). De Staten waren inderdaad zo wijs generaal pardon te ver schaffen om nog groter ellende te voorkomen.26 Helaas was de armoede daarmee niet van de baan. De armoede werd wel heel groot toen de inkomsten geduren de de vierde Engelse oorlog 1780-'84) drastisch terugliepen. Het is dan ook wel begrijpelijk dat geklaagd wordt over "de aller verregaanste dieverijen... (zoals) het steelen der schaapen, eenden, hennen en andere zaken; het roven der hekken en heiningen, het afbreeken der planken van de zoutkeets water pomp of molenhuis, mitsgaders het afkappen en roven der palen waarop de goot van hetzelve pomphuis rust. Niettegen staande de sterke presumtien (overdenkingen) en alle aange wende moeitens (heeft men) de regte daders niet kunnen apprehendeeren". (Gecom.Raden, serie 11, ingekomen stuk ken 1783-1,28 maart 1783) In een ongedateerde brief aan Gecommitteerde Raden schrij ven de regenten van Petten omstreeks 1783 dat de belastingen absoluut niet omhoog konden. Zij geven als oorzaken van de economische achteruitgang, waardoor het aantal ingezetenen "de laatste jaren" tot de helft teruggelopen is, het grote verval van de visserij "dat wezenlijk de voornaamste tak van dorps- en wel byson-der van de kerks bestaan is" en het "verval der loodserij". Als oorzaak van het laatste geven ze op: "het verval der schuyten...(en) "dat de loodsen om de Noord, zo van de Helder als Texel sterk vermenigvuldigt en hun vaartuigen bequamerzijn... (om) zelfs geheel naar de Hoofden in Engeland (het Kanaal) te vaaren, daar de schepen die hun aanstaan te loodsen en de onsen dus van dit voordeel te ontsetten. Ze voegen er nog aan toe dat terwijl in 1745 "de inkomsten van Burgemeesteren uijt de burgerij jaarlijks f 600,- of daarom trent (was), (dat) nu ten hoogste f 300,- (is). Uit de aantekeningen bij Gecommitteerde Raden van enige jaren later (1790) blijkt dat er ook technische problemen waren. Het was voor de Pettemers moeilijker om "van de wal" te komen dan elders waar men over havens beschikte. In hetzelfde jaar 1790 schrijft de baljuw en schout Jan Bruineman aan Gecommitteerde Raden in Hoorn "voor een alwetende God te kunnen verklaren dat het dorp Petten nooijt in zo een armoedige staad is geweest als het op heden is. De armoede is zó groot dat ik durf verzekeren dat er veele geen genoegsaam ligchaams onderhoud kunnen genieten en veel maaien den avonds ter rust gaan zonder iets ter voeding gebruijkt te hebben."27 Het totaal aantal in het Marsdiep binnengekomen koopvaar ders dat met uitzondering van 1781 (vierde Engelse oorlog!) doorgaans 1600 a 1800 schepen bedroeg, daalde bihet begin van de Franse tijd in 1795 op dramatische wijze tot 613. Het continentale stelsel bracht dit aantal nog verder terug28 :#SlSpry.vf fo.Jh? >kaft'.rnt QüT HtNDE hfy - J\ A lt KNO M 16 if Hi;.p t TV.'.t'a-.'TV* Hendtuk Javne Hoed- i> S'y>- Lr.' Af Sr,Af.ep vAn De SrxVi op Petten het oude Petten vrt) Hoed, visa/slager. Na herhaaldelijke vernietiging van het dorp resteert van alleen het kerkhof. Hier de grafsteen van Hendrikjanse Foto G. Stoekenhroek)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1993 | | pagina 16