Oorzaken achteruitgang Aan de hand van de opbrengsten van de 40e penning kan de gemiddelde omzet over de jaren 1766-1785 worden geschat. Hoewel het slechts een korte periode betreft valt toch op dat de jaarinkomsten uit de visserij niet alleen sterk wisselden (f 11.500 - f25.000), maar bovendien een dalende tendens vertoonden.21 De sterke wisseling had waarschijnlijk een natuurlijke oorzaak: wisselende vangsten als gevolg van de "gedragingen" van de vis en het weer. De dalende tendens lijkt meer een conjuncturele kwestie. Als oorzaken van de achter uitgang van de visserij in de 18de eeuw wordt behalve een algehele achteruitgang van de economie en de daarmee gepaard gaande achteruitgang van de bevolking, ook gedacht aan een grotere vlees- en aardappelconsumptie ten koste van brood en vis. Daarnaast speelden ook protectionistische maatregelen in een aantal Europese landen een rol met name bij de afzet van gerookte en gedroogde vis. De achteruitgang betrof overigens niet alleen de kustvisserij, maar met name ook de haringvisserij vanuit Enkhuizen waar eveneens Pettemers bij betrokken waren.22 De visserij was niet alleen wisselvallig, maar vooral in de winter ook zwaar en gevaarlijk. Gevaarlijk vanwege de soms talrijke stormen en "onwederen der zee". Ook 's zomers kon het overigens' gevaarlijk zijn, vooral in tijden van oorlog vanwege zo nu en dan opduikende kapers of vijandelijke oorlogsschepen. Zo noemt Dirk Burger van Schoorl het vergaan van vijf vis sersschepen uit Petten op 22 augustus 1666. Daarbij kwamen 24 vissers om het leven, die in totaal 75 weduwen en wezen achterlieten. Wat dit voor een zo kleine gemeenschap bete kende laat zich raden! Het ligt voor de hand dat zo'n ramp het gevolg was van een storm, maar dat was gezien het jaargetijde waarin dit gebeurde niet waarschijnlijk. Omdat de ramp gedurende de tweede Engelse oorlog (1665-'67) plaatsvond is het waarschijnlijk dat deze Pettemers door oorloghandelingen om het leven gekomen zijn.23 Zeker is wel dat de talrijke zeeoorlogen in de 17de en 18de eeuw waarbij ons land betrok ken was, voor de visserij en de daarvan afhankelijke bedrijven rampzalige gevolgen had, omdat de visserij dan werd stilge- legd. Toen ten tijde van de eerste Engelse oorlog (1652-'54) de Pettemers een verzoek om alimentatie bij de overheid indien den werd dit afgewezen omdat "de trommels hadden geslagen en (zij) daardoor 18 a 20 gulden konden winnen, maar (zij) 13 A. Rademaeker, Petten 1609.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1993 | | pagina 13