Een tweede voorbeeld uit Zuidwest-Nederland. Op zaterdag 5 november 1530 woedde in Zeeland en wijde omgeving een storm die vergelijkbaar moet zijn geweest met die van 1 februari 1953. Tenminste, dat mogen we gezien de omvang van het aangetaste gebied aannemen. Zekerheid hebben we natuurlijk niet, want betrouwbare meteorologische waarnemingen zijn er pas sinds 1849! Veel belangrijker is het te constateren, dat herstel van de schade nergens zoveel moeilijkheden met zich meebracht als in Zeeland 'bewesten' de (Ooster-)Schelde. Jarenlang heeft het geduurd voordat dorpen in hun oude staat waren teruggebracht. In andere gevallen gingen hele gebieden blijvend verloren, waarvan achteraf gezegd moet worden dat zulks helemaal niet nodig was geweest: stukken van Noord- en Zuid-Beveland, gebieden bij Kortgene en Borssele; terwijl de derde stad van Zeeland, Reimerswale, aan haar doodsstrijd begon. Hier past, aldus prof. C. Dekker, aan wie deze gegevens werden ontleend9, geen verwijzing meer naar klimatologische factoren, hier liggen de oorzaken elders en zijn ze eerder van menselijke aard. Bij nadere bestudering van het reilen en zeilen van de dijksbesturen komt men immers, naarmate het fatale jaar 1530 nadert, zoveel kwesties, onregelmatigheden en misstanden tegen, dat het eigenlijk verwonderlijk is, dat de dijkszorg daarvan niet eerder en nog groter nadeel had ondervonden. Slecht dijksbeheer, veel te lage schot heffingen, regelrechte intimidatie door de ambachtsheer van Reimerswale, steekpenningen, doofpotten, mishandelingen, corrupte praktijken, zoals die van de schout van Assemansbroek die stro in de dijk stopte en dat afdekte met aarde! Het absolute debacle van 1530 toonde echter dat men al jaren op een vulkaan had geleefd. Maar ook 11a de storm van 1530 blijft men rustig in gebreke. Een gat in de dijk, hoewel goed te dichten, blijft open; de darink blijft gedolven, het werkvolk wordt niet betaald. Dan komt op 2 november 1532 een tweede, in zijn gevolgen nog rampzaliger stormvloed, waarbij het menselijk falen definitief wordt afgestraft: Reimerswale verdwijnt van de kaart. Het Hondsbos, een bolwerk van eyke paaien, met metalen blooketi gehayt, met yzer geankert, met zware key stenen belast, werd tot drie plaatsen gesloopt.. 'Een bolwerk van eyke paaien' Tot zover Zeeland. Hoe stond het er voor in noordelijker regionen? In West-Friesland blijkt de Westfriese Omringdijk rond 1330 dermate verzwakt te zijn, dat het dijksvak tussen Kolhorn en Medemblik over de volle breedte moest worden teruggelegd en vervangen door een nieuwe inlaagdijk met voldoende voorland10. In Petten 'dat Hondsbos hiet', hadden tijdens de Elisabethsvloed van 1421 vierhonderd mensen hun toevlucht in de kerk gezocht. Maar de kerk woei met toren en al in zee, en zelfs de plaats waar hij had gestaan werd niet meer teruggevonden. Alle dorpen van Kennemerland moesten mannen leveren om de gevaarlijke situatie het hoofd te bieden. Op 25 februari 1422 moest het dijkleger aan de Schoorlse Zeedijk verschijnen. Elders in West-Friesland liet het herstel van de kapotgebeukte Huigendijk jaren op zich wachten. E11 dan natuurlijk de Allerheiligenvloed van 1 november 1570 die de westelijke en noordelijke kuststreken onbarmhartig geselde. Laten we hier onze iyde-eeuwse geschiedschrijver P.C. Hooft aan het woord, die deze rampspoed zo beel dend beschreef: 'Van alle rampen, geleeden, by mans gedenken, door woeden van waater, is deeze de zwaarste, beyd' in schrik, en in schaade geweest: houdende 't onweeder aan, twee etmaalen lang. Meenighte van menschen in 't bedde verrast, zyn gedempt door de baaren; van beesten, op stal oft in de weyden verdronken; moerighe landen vaneen gereeten, met huyzen met al van hunne plaatsen versleept, en elders aangezet. Groote armoede tot Antwerpen, met het berghen van kruydery, 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1992 | | pagina 5