Herstelwerkzaamheden aan de Waterlandse Zeedijk na de watersnoodramp van 1916. Een zinkstuk van wilgehout wordt met steen verzwaard. Dat de provincie voor deze constructie koos is niet zo verwonderlijk: het lag helemaal in de lijn van de tijd. Vóór de Eerste Wereldoorlog hield zeker de provinciale overheid van Noord-Holland zich maar heel weinig actief bezig met waterstaat. Provinciale kanalen waren er niet, en aan provinciale wegen bestond nog geen tien kilometer26. Wat in 1919 met de stichting van het nieuwe hoogheemraadschap gebeurde is kenmerkend voor de overgang van de 19de naar de 20ste eeuw in heel Nederland. De liberale 19de eeuw liep ten einde; geleidelijk nam de overheid haar leidinggevende taak op zich. Ze deed dat echter niet rechtstreeks, maar in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven: de leidinggevende taak werd in een aantal gevallen geheel of gedeeltelijk aan door het bedrijfsleven daartoe in het leven geroepen organisaties gedelegeerd27. De gekortwiekte zeewerende waterschappen van Noord- Holland moesten natuurlijk wel in de kosten van het nieuwe hoogheemraadschap bijdragen en hadden ook een bijdrage te leveren in de kosten van de watersnood- leningen-1916, voorzover de provincie die gedurende vijftig jaar (1921-1970) aan het hoogheemraadschap in rekening zou brengen. Pas in 1970 zijn de zeer impopulaire watersnoodskosten beëindigd28. In datzelfde jaar werd de omslagheffing door Noorderkwartier gemoderniseerd. Inmiddels was toen een volgende watersnoodramp al bijna twintig jaar verleden tijd. Gelukkig is Noord-Holland in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 voor calamiteiten gespaard gebleven, al kreeg Texel er behoorlijk van langs en heeft het er bij de Hondsbossche echt om gespannen. Maar ook na 1953 kwam er nog geen einde aan aan de problemen. In i960 liep Tuindorp Oostzaan onder water. Oorzaak? De Kanaaldijk was doorweekt en hield het niet langer. Alsof 1916 zich herhaalde! En wie herinnert zich niet zeer recent de zware stormen van januari 1990, toen onder aan de Hondsbossche over een afstand van zestig meter grote basaltblokken als rijstkorrels over het dijklichaam gesmeten werden? Interessant is intussen, dat de discussies na de ramp van 1953, die vooral Zeeland, de Zuidhollandse eilanden en westelijk Brabant trof, weinig verschilden met die in 1916. 'De waterschappen zijn te klein'; 'ondeskundigheid door versnippering van krachten'; 'uitgestelde plannen tot concentratie en centralisatie dienen onverwijld te worden uitgevoerd'; 'de dijken moeten worden verhoogd en verbeterd'. In de Tweede Kamer wees mr. P.J. Oud 10 februari 1953 op de situatie van 1916 in Noord-Holland en de zijns inziens voorbeeldige oplossing die daar toen gevonden was. '[De situatie toen] heeft aanleiding gegeven tot reorganisatie van het waterschapswezen, maar niet door de waterschappen uit te schakelen, maar door het scheppen van een nieuwe organisatie van de waterschappen. Men heeft toen gekregen het hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier, waardoor men kreeg een betere verzorging van de dijken en dergelijke'29. In het vervolg van zijn interventie houdt Oud een pleidooi voor het belasten van gebouwde eigendommen omdat naar zijn oordeel de financiële lasten voor de waterkering niet langer uitsluitend mochten drukken op de ongebouwde eigendommen. O

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1992 | | pagina 15